Strasbourg, 16 July 2008

ACFC/SR(2008)001

/Dutch/

___________

Report submitted by the Netherlands

pursuant to Article 25, paragraph 1

of the Framework Convention

for the Protection of National Minorities

___________

(received on 16 July 2008)

EERSTE RAPPORTAGE

opgesteld door

Nederland

conform artikel 25, eerste lid, van het

Kaderverdrag inzake de bescherming

van nationale minderheden

van de Raad van Europa

2008

Inhoud

Deel I: Introductie

1 Inleiding betreffende de implementatie van het Kaderverdrag in Nederland

2 De plaats van het internationale recht in de Nederlandse rechtsorde

3 Informatie over de Staat: de positie van de Friezen

3.1 Bestuurlijke inrichting

3.2 Historische ontwikkelingen

3.3 Demografie

3.4 Economie

3.5 De Friese taal

3.6 Overheidsbeleid

4 Enkele algemene slotopmerkingen

Deel II: Artikelgewijze bespreking

Artikel 1

Artikel 2

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 16

Artikel 17

Artikel 18

Artikel 19

Artikel 20

Artikel 21

Artikel 22

Artikel 23

Artikel 30

De volgende appendices zijn niet in elektronische vorm beschikbaar

Appendix A: Wettelijke regelingen in Nederland die gericht zijn op bescherming van de Friezen (Nederlandse teksten)

Appendix B: Wettelijke regelingen in Nederland die gericht zijn op bescherming van de Friezen (in Engelse vertaling)

Deel I Introductie

1 Inleiding betreffende de implementatie van het Kaderverdrag in Nederland

1.1 Nederland heeft het Kaderverdrag inzake de bescherming van nationale minderheden van de Raad van Europa geratificeerd op 16 februari 2005. Het Kaderverdrag is voor Nederland in werking getreden op 1 juni 2005.

1.2 In het kader van de ratificatie heeft Nederland verklaard dat het Kaderverdrag van toepassing zal zijn op de Friezen in Nederland. Voorts heeft de Nederlandse regering verklaard dat ze ervan uitgaat, dat de bescherming geboden door het derde lid van artikel 10, ondanks de verschillen in redactie, niet afwijkt van die geboden door het tweede lid van artikel 5 en het derde lid, onder a en onder e, van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).

1.3 Onder meer met het oog op de bescherming van de Friese taal en cultuur heeft Nederland in 1996 het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden geratificeerd. Binnen Nederland vallen vijf talen onder de werking van dit Handvest: het Fries, het Nedersaksisch, het Limburgs, het Jiddisj en de talen van Roma en Sinti. Voor het Koninkrijk der Nederlanden zijn de bepalingen van het Handvest op 1 maart 1998 in werking getreden. Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft geldt het Handvest alleen voor Nederland.

1.4 Elke lidstaat van de Raad van Europa die zich tot het Handvest verbindt, is ten minste gebonden aan de toepassing van de bepalingen van deel II van het Handvest, tenzij een of meer voorbehouden zijn gemaakt zoals bedoeld in artikel 21, eerste lid. Nederland heeft van die mogelijkheid tot het maken van voorbehouden geen gebruik gemaakt. Daarnaast kan een lidstaat tevens besluiten zich te binden aan bepalingen van Deel III van het Handvest, in overeenstemming met artikel 2, tweede lid.

1.5 Ten aanzien van de Friese taal in de provincie Fryslân 1 heeft Nederland zich - in overeenstemming met artikel 2, tweede lid van het Handvest - tevens gebonden tot toepassing van minimaal vijfendertig leden of letters daarvan, gekozen uit de bepalingen van Deel III van het Handvest, waaronder ten minste drie gekozen uit zowel artikel 8 (onderwijs) als artikel 12 (culturele activiteiten en voorzieningen), en telkens ten minste één bepaling uit artikel 9 (rechterlijke autoriteiten), artikel 10 (bestuurlijke autoriteiten en openbare diensten), artikel 11 (media) en artikel 13 (economisch en sociaal leven).

1.6 Bij de aanvaarding van het Europees Handvest heeft Nederland zich verplicht, volgens het in voorgaande alinea vermelde menusysteem, 48 bepalingen voor wat betreft de Friese taal toe te passen. Richtinggevend voor de keuze van de te aanvaarden bepalingen was het vigerende kabinetsbeleid inzake de Friese taal en cultuur.

1 Met ingang van 1 januari 1997 is Fryslân de officiële naam van de provincie die daarvoor officieel Friesland heette. In deze rapportage wordt consequent de naam Fryslân gebruikt, ook in die gevallen, waarin wordt verwezen naar de situatie van voor 1997.

2 Coalitieakkoord van 7 februari 2007 tussen de Tweede Kamerfracties van CDA, PvdA en ChristenUnie, p. 38 (Pijler VI: Overheid en dienstbare publieke sector, onder Kunst en cultuur, punt 5).

3 De in 1984 gerealiseerde gemeentelijke herindeling bracht het aantal Friese gemeenten met dertien terug. Voor de Friese naamgeving van de nieuw ontstane gemeenten, zie: Auke van der Goot (eindred.), Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden 1999-2001. Den Haag/Leeuwarden 2003, par. 8.55.

4 Prb. 1969, 116.

5 Oebele Vries, ‘Die Verdrängung des Altfriesischen als Schreibsprache’, in: Horst Haider Munske (red.) Handbuch des Friesischen, Max Niemeyer Verlag, Tübingen 2001, 606-612.

6 Anthonia Feitsma, ‘Mittelfriesische Sprache und Literatur’, in: Horst Haider Munske (red.) Handbuch des Friesischen, Max Niemeyer Verlag, Tübingen 2001, 704.

7 Sj. van der Schaaf, Skiednis fan de Fryske Biweging. De Tille, Ljouwert 1977, 45 e.v.

8 Piet Hemminga, Het beleid inzake unieke regionale talen. Fryske Akademy, Ljouwert/Leeuwarden 2000, 175.

9 Kamerstukken II 1953/54, 3321, nr. 1.

10 Stb. 1955, 225 en Stb. 1956, 242.

11 Kamerstukken II 1969/70, 10 728, nr. 1.

12 Piet Hemminga, Het beleid inzake unieke regionale talen. Fryske Akademy, Ljouwert/Leeuwarden 2000, 184.

13 Stb. 1975, 271.

14 Inmiddels is in het voorgezet onderwijs het begrip «basisvorming» vervangen door: onderbouw.

15 Voor een overzicht van de aanpassing van onderwijswetgeving – voor zover van belang voor de positie van het Fries - wordt verwezen naar de derde rapportage van Nederland over toepassing van het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden: zie hoofdstuk 6 (Artikel 8 Handvest) en bijlage 1.

16 Piet Hemminga, Het beleid inzake unieke regionale talen. Fryske Akademy, Ljouwert/Leeuwarden 2000, 200-222.

17 Ibid., 191.

18 Stb. 1995, 302.

19 Het Centraal Bureau voor de Statistiek publiceert jaarlijks demografische kerncijfers per gemeente in Nederland. De gegevens voor 2006 zijn ontleend aan: CBS, Demografische kerncijfers per gemeente 2006. Voorburg/Heerlen 2006.

20 Provincie Fryslân, Fryslân in cijfers/Fryslân yn sifers. [Ljouwert 2006], 9.

21 Ibidem.

22 Durk Gorter, Alex Riemersma and Jehannes Ytsma, ‘Frisian in the Netherlands’, in: Guus Extra and Durk Gorter (eds.) The other languages of Europe, Multilingual Matters, Clevedon 2001, 104.

23 Jacob van der Bij en Renze W. Valk, Fries in het voortgezet onderwijs, een Echternachse processie. Ljouwert 2005.

24 Jacob van der Vaart, ‘De wenjende Fries’, in: Piet Hemminga (red.) De Aktuele Steat fan Fryslân, Ljouwert 2001, 15-16.

25 Engbert Boneschansker en Hannie Heemstra, Statistisch Jaarboek voor het Noorden. Kamers van Koophandel en Fabrieken in de drie noordelijke provincies, Groningen, Leeuwarden en Meppel, 2001, 31.

26 CBS, Demografische kerncijfers per gemeente 2006. Voorburg/Heerlen 2006, 8-9.

27 Durk Gorter, ‘De meartalige Fries’, in: Piet Hemminga (red.) De Aktuele Steat fan Fryslân, Ljouwert 2001, 103.

28 Kamerstukken II 1998/99, 25 891 (R 1609), nr. 5, 18-19. De SGP-fractie in de Tweede Kamer vroeg bij de behandeling van een wetsvoorstel tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap met betrekking tot de verkrijging, de verlening en het verlies van het Nederlanderschap, of het in werking treden van het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden geen consequenties zou moeten hebben voor de formulering van, respectievelijk de toetsing van de taalbeheersingseis.

29 Engbert Boneschansker, Marja Janssens en Iris van der Tuin, Irakezen in Fryslân. Economisch Bureau Coulon, Leeuwarden/Ljouwert 2002, 67.

30 Engbert Boneschansker, Allochtonen in Fryslân. Economisch Bureau Coulon, Leeuwarden/Ljouwert 2002, 102.

31 Ibidem.

32 Durk M. B. Krol, ‘Steat fan taalplenning by gemeenten’, in: G. I. Jellema en A. M. J. Riemersma (eindred.) Taalpraktyk en taalbelied by gemeenten, Berie foar it Frysk, Ljouwert 2003, 36.

33 Tom van der Meulen, ‘De warbere Fries’, in: Piet Hemminga (red.) De Aktuele Steat fan Fryslân, Fryske Akademy, Ljouwert 2001, 38.

34 Provincie Fryslân, Fryslân in cijfers/Fryslân yn sifers. [Ljouwert 2006], 10.

35 L. Broersma en D. Stelder, Noordelijke Arbeidsmarkt Verkenning 2006. RUG, Groningen 2005, 3-5.

36 L. Broersma, en D. Stelder, Noordelijke Arbeidsmarkt Verkenning 2007. RUG, Groningen 2007, 3.

37 Ibidem, 30.

38 Provincie Fryslân, Fryslân in cijfers/Fryslân yn sifers. [Ljouwert 2006], 12.

39 Ab van Langevelde, Bilingualism and Regional Economic Development, A Dooyeweerdian Case Study of Fryslân. Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap/Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen, Utrecht/Groningen 1999, 18.

40 Berie foar it Frysk, Rapportaazje fan de wurksumheden oer de jierren 2002, 2003-2004. Ljouwert 2005, 51-52.

41 Jasper Blömer, Engbert Boneschansker en Iris van de Tuin, Taal in de zorg/Taal yn ´e soarch. Economisch Bureau Coulon, Leeuwarden 2001, 33.

42 Zie ook hieronder het commentaar in par. A3.8.

43 Voor zover over het grondgebied van de provincie Fryslân wordt gesproken, dient te worden opgemerkt dat het Fries in de in het zuiden van de provincie gelegen gemeenten Oost- en Weststellingwerf (gezamenlijk ruim 51.000 inwoners), en in de in het Noorden gelegen gemeente Het Bildt (ruim 11.000 inwoners) gebruikt wordt naast respectievelijk het Stellingwerfs (een Nedersaksische variant) en het Bildts. Op de Friese Waddeneilanden (gezamenlijk ruim 10.000 inwoners) wordt op Ameland en Vlieland nagenoeg geen Fries gesproken. Op Terschelling en Schiermonnikoog spreekt een kleine minderheid nog - deels zeer van het Standaard-Fries afwijkende - Friese dialecten.

44 Durk Gorter en Reitze J. Jonkman, Taal yn Fryslân op ´e nij besjoen, Fryske Akademy, Ljouwert 1995.

45 L. Pietersen, De Friezen en hun taal. Laverman, Drachten 1969.

46 D. Gorter, G.H. Jelsma, P.H. van der Plank en K. de Vos, Taal yn Fryslân. Fryske Akademy, Ljouwert 1984.

47 Durk Gorter, Alex Riemersma en Jehannes Ytsma, ‘Frisian in the Netherlands’, in: Guus Extra en Durk Gorter (red.) The other languages of Europe, Multilingual Matters, Clevedon 2001, 104-105.

48 Durk Gorter en Reitze J. Jonkman, Taal yn Fryslân op ´e nij besjoen. Fryske Akademy, Ljouwert 1995, 8.

49 Ibid., 8.

50 Jan Jongsma, ‘Symposium oer de takomst fan it Frysk: gewoan dwaan!’ In: De Pompeblêden 74 (2003) 3, 50.

51 Durk Gorter, ‘It Frysk lêze: kinne en dwaan’, in: Rolf H. Bremmer jr., Lammert G. Jansma en Piet Visser (red.) Speculum Frisicum, Fryske Akademy, Ljouwert 2001, 435.

52 Durk Gorter, ‘De meartalige Fries’, in: Piet Hemminga (red.) De Aktuele Steat fan Fryslân, Ljouwert 2001, 104.

53 Jacob van der Bij en Renze W. Valk, Fries in het voortgezet onderwijs, een Echternachse processie. Ljouwert 2005, 50 en 139.

54 Ibid., 106.

55 Durk Gorter en Reitze J. Jonkman, Taal yn Fryslân op ´e nij besjoen. Fryske Akademy, Ljouwert 1995, 34.

56 Arjen Versloot, ‘Opinypeiling draachflak Fryske taal’, in: De Pompeblêden, 73 (2002) 1, 2-5.

57 De eerste Bestuursafspraak Friese taal en cultuur werd op 4 juli 1989 ondertekend, de tweede op 8 november 1993. De teksten van de Bestuursafspraken zijn in de Staatscourant gepubliceerd (zie: Stcrt. 1989, 133, Stcrt. 1993, 237 en Stcrt. 2001, 125).

58 Brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer, BZK 0000739, 28 augustus 2001.

59 Kamerstukken II 2001/02, 28 000, VIII, nr. 133, blz. 7.

60 Het Instellingsbesluit Consultatief Orgaan Friese taal is bij besluit van 14 maart 2002 gewijzigd in die zin dat het Orgaan ook de advisering over de uitvoering van de Bestuursafspraak Friese taal en cultuur 2001 en de daarbij behorende uitvoeringsconvenanten tot taak heeft. Tevens is besloten het aantal van drie leden uit te breiden tot vijf leden, alsmede om waarnemers toe te laten (Stcrt. 2002, 62).

61 P.H. van der Plank, ‘Etnisiteit’ in: D.Gorter e.a., Taal yn Fryslân. Fryske Akademy, Ljouwert 1984, 154-168 (m.n. pp. 159-160).

62 Stb. 1995, 302.

63 2nd Report of the Committee of Experts on the application of the Charter in the Netherlands (ref: ECRML (2004) 8, sections 178 and 179. Het bezoek van de commissie aan Nederland vond plaats van 9 tot 11 februari 2004.

64 Te denken valt aan de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Noardwest Fryslân, de Intergemeentelijke Sociale Dienst Zuid-West Fryslân, de Gemeenschappelijke regeling Oostergo – die de Wet Sociale Werkvoorziening voor de gemeenten Dantumadeel, Ferwerderadiel, Ameland en Schiermonnikoog uitvoert.

65 Bij e-mail van 21 december 2006 heeft de Nationale Ombudsman aan de Fryske Akademy laten weten in zijn staf verschillende medewerkers te hebben met passieve kennis van de Friese taal en één medewerker met enige actieve kennis van de Friese taal.

66 Brief Nationale Ombudsman aan de beheerder van het regionale politiekorps Fryslân, d.d. 3 november 2005, kenmerk 2005.07787 002.

67 Brief klachtencommissie Politie Fryslân aan klager van 25 januari 2006.

68 In 2005 speelde verder de kwestie van een Nederlandstalige agent die niet in staat was om een telefonische mededeling, gedaan in het Fries, door de burgemeester van Littenseradiel inzake de vondst van het eerste kievitsei in haar gemeente te verstaan. In een reactie op de vraag van de burgemeester om opheldering liet de korpsbeheerder bij schrijven van 26 april 2005 weten niet de functie-eis van passieve of actieve beheersing van het Fries te hanteren, omdat dat de selectie van nieuwe agenten ernstig zou hinderen. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties schreef de burgemeester van Littenseradiel op 20 juni 2005 dat korpsbeheerder en korpschef zelf de mogelijkheid hebben om in hun eigen opleidingsbeleid aandacht te besteden aan de kennis van de Friese taal. De minister zag dit als ‘een regiospecifieke aangelegenheid.’ Zie: De Moanne 4 (8), 2005, 2-3.

69 Brief van Gedeputeerde Staten van Fryslân van 8 november 2005.

70 Aanhangsel Handelingen I 2005/06, nr. 5.

71 De Afûk is de door de Provincie Fryslân gesubsidieerde stichting, die cursussen Friese taal organiseert, overheden, bedrijven en particulieren adviseert inzake het gebruik van de Friese taal en een Friese boekwinkel en uitgeverij exploiteert. De Afûk werd in 1924 opgericht als Algemiene Fryske Underrjocht Kommisje.

72 Helma Erkelens, Taal van het hart, Provincie Fryslân, [Leeuwarden], 2004. De brochure ‘Taal van het hart’ is uitgebracht in het Duits, Engels, Fries en Nederlands en zowel in gedrukte vorm als in elektronische vorm via het internet verkrijgbaar.

73 In een brief van de president van de Rechtbank Leeuwarden van 22 november 2006, laat deze de Fryske Akademy weten dat 53% van de medewerkers het Fries kan verstaan, lezen en spreken. Voor de overige 46% van de medewerkers is de passieve beheersing (d.w.z. het verstaan en lezen van het Fries) geen probleem.

74 Alice Bouma, Het passief en actief gebruik van het Fries binnen het provinciaal ambtenarenapparaat, [Leeuwarden], 2004.

75 Zie: Burgerjaarverslagen Provincie Fryslân 2003, 2004 en 2005.

76 E-mail van Wetterskip Fryslân aan de Fryske Akademy van 28 november 2006.

77 E-mail van Politie Fryslân aan de Fryske Akademy van 16 februari 2007.

78 De Afûk liet per e-mail van 23 februari 2007 aan de Fryske Akademy weten dat tot dan toe drie (van de ruim 1600) medewerk(st)ers van Politie Fryslân een cursus Friese taal hebben gevolgd, dan wel volgen.

79 Arriva Personenvervoer Nederland BV en NoordNed Personenvervoer BV hebben per 1 januari 2006 hun activiteiten voortgezet onder de naam Arriva Personenvervoer Nederland BV.

80 Kamerstukken II 2007/08, 31439, nrs. 1-3.

81 Zie: Bastiaan D. van der Velden, ‘Waar gaan wij heen met het Fries?’ Diss. UvA, 15 oktober 2004, p. 359. Van der Velden geeft verder aan dat tussen 30 januari 1979 tot en met 28 april 1997 in totaal 130 Friestalige akten met Nederlandse vertaling aan de openbare registers in Leeuwarden werden aangeboden (p. 420). In een bijlage geeft Van der Velden een overzicht van alle Friestalige akten die bij de openbare registers berusten (pp. 535-537). De cijfers voor 2007 zijn door de Kamer van Koophandel verstrekt aan de Provincie Fryslân.

82 Stb., 1878, 30, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 2 april 1991, Stb., 199.

83 De Protestantse Kerk in Nederland ontstond 1 mei 2004 als fusie van de Nederlandse Hervormde Kerk, de Gereformeerde Kerken in Nederland en de Evangelisch-Lutherse Kerk.

84 Zie hierboven par. 3.1.3, 3.2.4, A3.10, A5.4 en A5.7. Op het onderwijs wordt hierna nog ingegaan bij de bespreking van de toepassing van de artt. 12-14 van het Kaderverdrag.

85 Van het genoemde provinciale bedrag gaat 181.512 euro naar de thematijdschriften, zoals die sinds september 2002 viermaal jaarlijks en in een oplage van ca. 20.000 exemplaren per nummer, worden uitgegeven door de Afûk, en is een bedrag van 45.378 euro bestemd voor het cultureel-literaire tijdschrift de Moanne, dat sinds september 2002 tienmaal per jaar verschijnt. Sindsdien is het aantal abonnees gegroeid van 350 naar 750. De Provincie Fryslân maakt verder tot 1 januari 2007 de Friestalige F-side mogelijk, zoals die sinds 1994 en tegenwoordig zo’n twintig maal per jaar in beide Friese dagbladen verschijnt. Het literaire tijdschrift Hjir wordt gesubsidieerd met een bedrag van bijna 9000 euro per jaar. Het literaire internettijdschrift Farsk wordt sinds 2006 ondersteund met een bedrag van ruim 13.000 euro per jaar. Zowel de Moanne, Hjir als Farsk wordt financieel gesteund door het Nederlands Literair Productie en Vertalingen Fonds. Vanaf 2002 verscheen met provinciale steun ondertussen veertien maal Styl, een Friestalige katern in het tijdschrift Friesland Post.

86 Vanaf september 2002, toen het eerste thematijdschrift Boek verscheen, tot en met november 2006, toen het thematijdschrift Bern uitkwam, zijn ondertussen 18 thematijdschriften verschenen: Boek (5), Bern (5), Taal, Fuort (3), Doarp, Natoer, Skoalle en Sûnens.

87 Provinsje Fryslân, Notysje Frysk Skreaune Media 2007-2010. [Ljouwert] 2006.

88 Bij de berekening van het percentage Nederlandstalige of Friestalige programma-onderdelen wordt de zendtijd besteed aan reclame niet meegerekend.

89 Een soortgelijke bepaling geldt voor de commerciële omroep. Een en ander is geregeld in art. 521 Mediabesluit.

90 Een en ander is geregeld in artikel 10 van de Beleidsregels programmaquota van het Commissariaat voor de Media.

91 Bijzondere omroep is volgens art.1.l. van de Mediawet een programma dat gecodeerd wordt uitgezonden en bestemd is voor ontvangst door een deel van het algemene publiek, bestaande uit diegenen die met de omroepinstelling die het programma verzorgt, een tot de ontvangst van het programma strekkende overeenkomst hebben gesloten.

92 Inspectie van het Onderwijs, De kwaliteit van het vak Fries in het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs in de provincie Fryslân: technisch rapport [Utrecht] 2006, 95.

93 Het recht tot oprichting van bijzondere scholen uit de openbare kas bekostigd houdt nauw verband met artikel 23 van de Grondwet, waarover in par. A5.4 werd bericht. In die paragraaf werd opgemerkt dat op religieuze grondslag gestichte scholen die aan de wettelijke vereisten voldoen, op gelijke voet worden bekostigd als openbare scholen.

94 Op de werking van de Bestuursafspraak is ingegaan in par. 3.6.2-3.6.8.

1.7 In de aanloop naar ratificatie van het Kaderverdrag is nagegaan in hoeverre wetgeving en beleid inzake de Friezen, en hun taal en cultuur, in overeenstemming zijn met de verplichtingen die uit het Kaderverdrag voortvloeien. Naar het oordeel van de Nederlandse regering is dat het geval, mede dankzij de implementatie van de verplichtingen die Nederland onder het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden is aangegaan. Om die reden heeft Nederland zijn wet- en regelgeving niet aangepast, noch andere specifieke maatregelen getroffen, om uitvoering te geven aan de principes van het Kaderverdrag.

2 De plaats van het internationale recht in de Nederlandse rechtsorde

2.1 Conform artikel 90 van de Nederlandse Grondwet bevordert de Nederlandse regering de ontwikkeling van de internationale rechtsorde.

2.2 Het Koninkrijk wordt niet aan verdragen gebonden en deze worden niet opgezegd zonder voorafgaande goedkeuring van de Staten-Generaal. Indien een verdrag bepalingen bevat welke afwijken van de Grondwet dan wel tot zodanig afwijken noodzaken, kunnen de kamers de goedkeuring alleen verlenen met ten minste twee derden van het aantal uitgebrachte stemmen (Art. 91, eerste en derde lid, Grondwet).

2.3 Bepalingen van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties, die naar haar inhoud een ieder kunnen verbinden, hebben verbindende kracht nadat zij zijn bekendgemaakt (art. 93 Grondwet). Binnen het Koninkrijk geldende wettelijke voorschriften vinden geen toepassing, indien deze toepassing niet verenigbaar is met een ieder verbindende bepalingen van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties (art. 94 Grondwet).

2.4 Overeenkomstig de Nederlandse Grondwet bevat het Kaderverdrag geen rechtstreeks werkende bepalingen. Dit betekent dat de in het verdrag opgenomen rechten eerst in de nationale wetgeving dienen te worden geïmplementeerd, voordat leden van een minderheid daarop rechtstreeks een beroep kunnen doen. Hierop is hierboven ingegaan in par. 1.7.

2.5 Friezen genieten als Nederlands staatsburger alle rechten en vrijheden die uit de Grondwet voortvloeien. Het verbod op discriminatie, neergelegd in artikel 1 van de Grondwet, luidt als volgt: “Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.” Deze bepaling is onverkort van toepassing op de Friezen.

2.6 De Nederlandse Grondwet bevat geen bepalingen inzake het gebruik van de Nederlandse of Friese taal. Wel is het in dit verband van belang op te merken dat, met het oog op de totstandkoming van de huidige regering in 2007, het volgende is overeengekomen in het coalitieakkoord tussen de drie regeringspartijen in de Tweede Kamer. “De overheid bevordert het eenvoudig en zorgvuldig gebruik van het Nederlands als bestuurstaal en cultuur- en omgangstaal en legt daartoe het Nederlands vast in de Grondwet, onverminderd de wettelijke erkenning van (het gebruik van) de Friese taal.” 2 Overigens bevat Nederlandse wet- en regelgeving tal van bepalingen inzake het gebruik van de Nederlandse taal in het openbare leven. Het recht op gebruik van de Friese taal in onderwijs, openbaar bestuur en rechtspraak is eveneens in wet- en regelgeving neergelegd.

3 Informatie over de Staat: de positie van de Friezen

3.1 Bestuurlijke inrichting

3.1.1 De bestuurlijke hoofdstructuur van Nederland, bestaande uit Rijk, provincies en gemeenten, is vastgelegd in de Grondwet. Twee elementen zijn daarbij voor deze rapportage van belang. Artikel 123 van de Grondwet regelt dat provincies en gemeenten bij wet kunnen worden opgeheven en nieuwe ingesteld en dat provinciale en gemeentelijke grenzen bij wet kunnen worden gewijzigd. Artikel 124 bepaalt dat provincies en gemeenten de bevoegdheid hebben om hun huishouding en bestuur te regelen (autonomie). Verder kunnen regeling en bestuur van besturen van provincies en gemeenten bij of krachtens de wet gevorderd worden (medebewind). Deze bepalingen gelden in gelijke mate voor heel Nederland, dus ook voor de Provincie Fryslân en de Friese gemeenten.

3.1.2 Het Rijk heeft zich, waar het om de Provincie Fryslân gaat, er toe verbonden de bestuurlijke eenheid van de Provincie Fryslân als uitgangspunt voor zijn beleid te respecteren. Deze toezegging is opgenomen in artikel 1.2 van de Bestuursafspraak Friese taal en cultuur 2001. Met deze toezegging wordt van rijkswege nadere invulling gegeven aan de verplichting die Nederland onder artikel 7.1, onderdeel b van het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden is aangegaan.

3.1.3 De erkenning door het Rijk van Fryslân als tweetalige provincie impliceert geen bijzondere autonome status voor de Provincie Fryslân. Wel heeft het Provinciaal Bestuur van Fryslân enige bijzondere taken die in de wet zijn vastgelegd. Daarbij gaat het om de bevoegdheid tot het verlenen van ontheffing aan scholen voor primair en voortgezet onderwijs tot het geven van het Fries als verplicht leergebied. Daarnaast hebben alle plaatselijke en regionale, niet tot de centrale overheid behorende, bestuursorganen in Fryslân de bevoegdheid om regels te stellen over het gebruik van de Friese taal in schriftelijke stukken.

3.1.4 Sinds de gemeentelijke herindeling van 1984 telt Fryslân 31 gemeenten. 3 Op dit moment wordt onder de regie van de Provincie Fryslân een nieuwe ingrijpende gemeentelijke herindeling voorbereid. Doel is om de bestuurlijke capaciteit van de Friese gemeenten te versterken in het licht van de voortgaande decentralisatie van rijkstaken naar het lokale niveau. Concrete plannen voor de toekomstige gemeentelijke indeling van Fryslân zijn er evenwel nog niet. Wel passeren verschillende opties voor gemeentelijke fusies of vormen van versterkte intergemeentelijke samenwerking de revue.

3.1.5 Het Provinciaal Bestuur van Fryslân heeft zichzelf in 1969 de bevoegdheid toegekend om een officiële spelling van de Friese taal vast te stellen. 4

3.1.6 Samenvattend kan worden opgemerkt dat de rijksoverheid de tweetaligheid van de Provincie Fryslân heeft erkend, in de zin dat het Fries zowel in het rechts- als het bestuurlijk verkeer, het onderwijs en verschillende maatschappelijke sectoren een (ook wettelijk verankerde) plaats heeft gekregen. Daarnaast beschikt de Provincie Fryslân over een beperkt aantal specifieke bevoegdheden inzake de Friese taal, die als regel hun grondslag vinden in nationale wetgeving (zie hieronder par. 3.2.4). De aanwezigheid van de Friese taal heeft evenwel geen gevolgen voor de bestuurlijke positie van de Provincie Fryslân in het Nederlandse staatsbestel in het algemeen.

3.2 Historische ontwikkelingen

3.2.1 De Friezen komen voor het eerst in de geschiedenis voor, wanneer de Romeinen met hen in aanraking komen. Het begin van een Friese schriftelijke traditie valt eerst rond 1200 te traceren. Aan het einde van de zestiende eeuw verdringt het (Middel-)Nederlands het (Oud-)Fries als schrijftaal. Die verdringing valt te verklaren uit zowel de opkomst van een nieuw centraal gezag, als de tot dan slechts zwakke positie van het Fries als schrijftaal. Als gesproken taal blijft het Fries echter, vooral op het platteland, zijn functie behouden. 5 Dat het Fries, hoewel het na de Middeleeuwen niet langer functioneerde als bestuurs- en rechtstaal, een toekomst zou behouden als geschreven taal, is niet alleen, maar wel vooral te danken aan de werken van de Friese Renaissancedichter Gysbert Japicx (1603-1666), waaronder de ‘Friesche Rymlerye’ die in drie delen na zijn dood in 1668 verscheen. 6

3.2.2 Bij de aanvang van de negentiende eeuw bloeit in Fryslân, zoals in tal van Europese landen en regio’s, het eigen literaire leven en nationaal bewustzijn op. De drie gebroeders Halbertsma waren de eersten die ervoor zorgden dat een breed publiek Fries ging lezen. Met de oprichting van het ‘Friesch Genootschap van Geschied-, Oudheid- en Taalkunde’ in 1827, en vooral het ‘Selskip foar Fryske Tael- en Skriftekennisse’ in 1844, kreeg het Fries voor het eerst een organisatorisch kader dat gericht was op de emancipatie van het Fries. 7 Zonder onderwijs geen emancipatie. Het zou echter tot 1937 duren voordat het Fries een, weliswaar bescheiden, plaats in de Nederlandse onderwijswetgeving krijgt. 8 Tien jaar eerder kan het begin van het Friese cultuurbeleid worden getraceerd, wanneer de Friese Staten besluiten om aan de ‘Provinsjale Underwiisried’ een jaarlijks subsidie beschikbaar te stellen.

3.2.3 In de jaren vijftig van de twintigste eeuw is de positie van het Fries in de verschillende taaldomeinen verder versterkt. Ten aanzien van het gebruik van het Fries in het bestuurlijke verkeer wordt in 1953 in een kabinetsstandpunt het volgende vastgelegd: het mondelinge gebruik van het Fries wordt in principe toegestaan, terwijl de taalkeuze in het schriftelijke verkeer, voor zover het niet om zaken gaat waarvoor een wettelijke verplichting tot ter visie legging geldt, aan de lagere overheden wordt overgelaten. 9 In 1955 en 1956 volgt nadere wetgeving op respectievelijk het terrein van het onderwijs en rechtsverkeer. 10

3.2.4 In 1969 stelt het Rijk de Interdepartementale Commissie ‘Friese Taalpolitiek’ in. De Commissie krijgt onder meer de taak om voorstellen ten aanzien van het algemene regeringsbeleid met betrekking tot vraagstukken op het terrein van de Friese cultuur te doen. In 1970 komt de Commissie met haar eindrapport, dat op 27 september 1972 door de Tweede Kamer wordt behandeld. 11 Het eindrapport impliceert de erkenning van de verantwoordelijkheid van de rijksoverheid voor de instandhouding en bevordering van de Friese taal en cultuur. 12 De parlementaire behandeling van het eindrapport leidt ertoe dat het standpunt van de Commissie ‘Friese Taalpolitiek’ met betrekking tot de positie van het Fries als leervak in het lager onderwijs wordt geamendeerd. In 1974 wordt de Lager Onderwijswet gewijzigd, waarbij het Fries met ingang van 1 augustus 1980 verplicht leervak in het lager onderwijs in de provincie Fryslân wordt. 13 Hiermee verwierf het Fries zich een reguliere plaats in het onderwijs in Fryslân. Die ontwikkeling is sindsdien gestaag voortgezet. Zo werd met ingang van 1 augustus 1993 het Fries opgenomen als regulier verplicht vak in de basisvorming 14 op alle scholen voor voortgezet onderwijs in de provincie Fryslân. Zowel in het basisonderwijs als in het voortgezet onderwijs kan overigens ontheffing van de verplichting worden verleend. 15

3.2.5 In de jaren tachtig van de twintigste eeuw gaat de aandacht vooral uit naar de positie van het Fries in het officiële verkeer. Na een langdurig proces van beleidsvoorbereiding komt in 1989 op initiatief van het Provinciaal Bestuur van Fryslân de eerste Bestuursafspraak Friese taal en cultuur tot stand. 16 De juridische grondslag van de bereikte overeenkomst in de eerste Bestuursafspraak inzake het gebruik van de Friese taal in het bestuurlijk verkeer, blijkt onvoldoende voor een concrete implementatie. In de tweede Bestuursafspraak van 1993 wordt daarom overeengekomen om het gebruik van de Friese taal te betrekken in de voorbereiding van de Algemene wet bestuursrecht. 17

3.2.6 Op 1 januari 1996 trad de wijziging van de Algemene wet bestuursrecht in werking. 18 De wet regelt in de artikelen 2:6 tot en met 2:12 het taalgebruik in het bestuurlijk verkeer. Met deze wetswijziging wordt de tweetaligheid van de provincie Fryslân formeel door het Rijk erkend (zie ook hieronder in par. A3.11).

3.2.7 Een verruiming van het gebruik van het Fries in het rechtsverkeer werd - eveneens in de tweede Bestuursafspraak (1993) - aangekondigd. Met ingang van 1 januari 1997 zijn de mogelijkheden om de Friese taal in rechtspraak en rechtsverkeer te gebruiken verruimd. Verder zijn met het op 1 oktober 1999 in werking treden van de Wet op het Notarisambt de mogelijkheden om een notariële akte in de Friese taal op te stellen, verruimd. En ten slotte is, met ingang van 1 februari 2002, de mogelijkheid om statuten van Friese verenigingen en stichtingen in het Fries op te stellen, gerealiseerd. De implementatie van de wetgeving inzake verenigingen en stichtingen wordt besproken onder artikel 7 van deze rapportage. Het gebruik van de Friese taal in de rechtbank komt aan de orde in par. A4.28-A4.33 en onder artikel 10, derde lid.

3.2.8 Samenvattend kan worden vastgesteld dat de formele positie van de Friese taal als tweede rijkstaal sinds met name de tweede helft van de twintigste eeuw gestadig is versterkt. Daarmee werd in belangrijke mate tegemoet gekomen aan de wensen van de Provincie Fryslân om voor het te voeren Friese-taalbeleid te voorzien in een wettelijke grondslag, daar waar de eigen verordenende bevoegdheid van de Provincie niet toereikend of niet aangewezen was.

3.3 Demografie

3.3.1 Het aantal inwoners van de provincie Fryslân is de afgelopen ruim vijftig jaar van 465.000 inwoners (in 1950) gegroeid naar 642.230 op 1 januari 2006. Op 1 januari 2002 waren dat er 636.184. 19 Dat betekent dat het inwonertal van de provincie Fryslân in de jaren 2002 tot en met 2005 met ruim 6.000 inwoners is toegenomen. Daarbij gaat het overigens om een jaarlijks afnemende groei, die in 2005 is veranderd in een afname van de bevolking. De groei werd veroorzaakt door enerzijds een geboorteoverschot en anderzijds een positief migratiesaldo. Het migratiesaldo is echter vanaf 2004 gewijzigd in een negatief migratiesaldo. 20 Wanneer het aantal personen dat zich in een jaar in Fryslân vestigt en/of uit Fryslân vertrekt voor de jaren 2002 tot en met 2005 wordt nagegaan, dan blijkt dat jaarlijks bijna zo’n 10 procent van de bevolking migreert. In het jaar 2005, het laatste jaar waarover de migratiecijfers bekend zijn, vestigden zich 15.006 personen in Fryslân. In hetzelfde jaar vertrokken 30.268 personen. 21

3.3.2 Dat deze mobiliteit niet zonder gevolgen voor het gebruik van de Friese taal blijft, is duidelijk, maar hoe groot de gevolgen van de migratie zijn voor beheersing en gebruik van de Friese taal is moeilijk aan te geven. 22 De in respectievelijk 1969, 1984 en 1995 gepubliceerde uitkomsten van in Fryslân gehouden taalonderzoek laten weliswaar zien dat de positie van het Fries in Fryslân tot op dat moment relatief stabiel was (zie: 3.5.3-3.5.8). Deze opvattingen over taalstabiliteit worden overigens niet ondersteund door recenter onderzoek van Van der Bij en Valk (2005). 23 Hierop wordt nader ingegaan in par. 3.5.6.

3.3.3 Voor het gebruik van het Fries is de aard van de mobiliteit een factor. Zouden immers alleen niet-Friestaligen de provincie verlaten en alleen Friestaligen zich in de provincie vestigen, dan zouden de jaarlijkse migratiecijfers het gebruik van het Fries in Fryslân doen toenemen. Feitelijk bestaat tot op heden geen inzicht in de taal van de betreffende migranten.

3.3.4 Naast de migratie tussen provincies maakte de buitenlandse migratie de afgelopen jaren een belangrijk deel van de Friese migratiecijfers uit. Feitelijk was vooral tot 2004 de instroom vanuit het buitenland van belang geworden voor de groei van de Friese bevolking. 24 Uit het buitenland vestigden zich in 1999, het laatste jaar waarvan de cijfers direct voor handen zijn, 4.069 personen in Fryslân, terwijl 1.141 personen in datzelfde jaar naar het buitenland vertrokken. 25 Op 1 januari 2006 bedroeg het aantal allochtonen met 52.433 personen, 8,2 procent van de totale Friese bevolking. Het aantal niet-westerse allochtonen daaronder bedroeg op dezelfde datum 22.408 personen, dat wil zeggen 3,5 procent van de totale bevolking in Fryslân. 26

Het aantal in Fryslân gebruikte talen is in vergelijking met de jaren tachtig van de vorige eeuw aanzienlijk toegenomen. Zo had het Leeuwarder onderwijs enkele jaren geleden te maken met circa 50 buitenlandse talen onder zijn leerlingen. 27

3.3.5 In 1999 heeft de Staatssecretaris van Justitie bij de behandeling van de Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap in antwoord op Kamervragen geantwoord ‘dat een adequate beheersing van het Nederlands voldoende is voor de gewenste integratie van immigranten in de Friese samenleving. Hoewel het in dat verband zeker ook gewenst is dat deze nieuwkomers ook Fries leren - in de praktijk gebeurt dat ook - zou het een te zware eis zijn om ook de beheersing van de Friese taal in de taalbeheersingseis op te nemen. Het uitsluitend toetsen op de beheersing van de Friese taal miskent de mate van integratie van de Friese bevolking in het grotere Nederlandse maatschappelijke verband en daarmee ook het belang dat toegekend moet worden aan integratie van immigranten in dat grote verband.’ 28

3.3.6 Onderzoek naar de beheersing van het Fries door in Fryslân wonende allochtonen, laat zien dat Irakezen in Fryslân in overgrote meerderheid grote moeite hebben met het verstaan van het Fries. 29 Voor ruim de helft van de Marokkanen in Fryslân kan dezelfde constatering worden gedaan. 30 Het spreken van het Fries is voor ruim drievierde deel van de beide onderzochte groepen problematisch. Overigens kan bijna één op de acht Marokkaanse jongeren zich, volgens het onderzoek van Bureau Coulon, goed in het Fries redden. Onder de Surinamers iFryslân zegt ruim een derde deel het Fries goed of heel gemakkelijk te kunnen verstaan, maar ruim tachtig procent heeft grote moeite met het Fries spreken of kan in het geheel geen 31

3.3.7 In het gemeentelijke folder- en brochureaanbod voor nieuwe inwoners schenken negen van de 31 Friese gemeenten al langer aandacht aan de Friese taal, respectievelijk de betreffende streektaal, en de tweetaligheid van gemeente en/of provincie. Vier gemeenten gaven in 2002 aan in hun voor nieuwe inwoners bestemde voorlichtingspakket aandacht aan het Fries, de streektaal en/of tweetaligheid te zullen schenken. 32 In 2005 gaven 14 van de 31 Friese gemeentelijke websites informatie in het Nederlands en het Fries.

3.3.8 Samenvattend kan worden geconcludeerd dat de migratiestromen van met name het afgelopen decennium ervoor hebben gezorgd dat de taalverscheidenheid in Nederland, en dus ook in Fryslân, aanzienlijk is toegenomen. Het is onbekend welke gevolgen dat op den duur voor de positie van het Fries heeft. In beleidsmatige zin bestaat er amper aandacht voor de gevolgen van migratie en het Fries.

3.4 Economie

3.4.1 Hoewel het aandeel van de landbouw in de Friese werkgelegenheid nog altijd een fractie hoger is dan in de Nederlandse economie, resp. 7 procent en 6 procent, is de Friese economie al lang geen agrarische economie meer. De afgenomen relevantie van de landbouw blijkt ook wanneer de genoemde 7 procent wordt vergeleken met de 34 procent, waarvan in 1947 nog sprake was. 33 Wanneer de structuur van de werkgelegenheid in ogenschouw wordt genomen, valt het op dat de industrie met 16,4 procent van de banen van op zijn minst 15 uren per week, anno 2005 de grootste werkgelegenheid biedt, gevolgd door de gezondheids- en welzijnszorg met 14,5 procent en de sector handel en reparatie met 14,4 procent van de banen. 34 Op de positie van het Fries in bedrijfsleven en de gezondheidssector wordt verder ingegaan in 3.4.5.

3.4.2 In 2003 heeft de Nederlandse economie voor het eerst sinds jaren een daling van de productie laten zien. In het jaar daarop was met een groei van 1,5 procent echter al sprake van een opmerkelijk herstel. Het Noorden van het land heeft dit herstel met een groei van 1,4 procent op de voet gevolgd. Sinds 2000 is de noordelijke economie met 0,9 procent per jaar zelfs iets sneller gegroeid dan de landelijke economie (0,8 procent). Van werkgelegenheidsgroei was in 2004 echter nog geen sprake. In het Noorden moest een teruggang in het aantal banen met 0,5 procent worden genoteerd, tegen Nederland een daling van 0,7 procent. 35 De in 2004 weer ingezette groei van de economie zal in 2006 en 2007 verder doorzetten, zo is de verwachting. Dat impliceert ook een groei van de noordelijke werkgelegenheid met circa 2,2 procent, tegenover een landelijk verwachte groei van gemiddeld 1,9 procent. De bovenlandelijke groei in het Noorden hangt samen met een sterke uitbreiding van de zorg- en onderwijssectoren, die in de noordelijke regio relatief sterk vertegenwoordigd zijn. 36 In 2005 was acht procent van de beroepsbevolking werkloos volgens de officiële definitie. Landelijk was dat 6,5 procent. In het Noorden ging het om circa 59.000 personen, van wie 20.000 in Fryslân. 37

3.4.3 De in Fryslân verdiende inkomens liggen structureel beneden het landelijke niveau. Het gemiddeld besteedbaar inkomen per Fries met 52 weken inkomen bedroeg in 2002 een bedrag van 17.200 euro per jaar. In hetzelfde jaar bedroeg het vergelijkbare landelijke bedrag 18.600 euro per jaar. Het gemiddeld besteedbaar inkomen per inwoner bedroeg in 2002 in Fryslân 11.700 euro en in Nederland 12.900 euro. 38

3.4.4 Onderzoek laat zien dat de leiding van ondernemingen in Fryslân geen systematische aandacht aan tweetaligheid of het taalbeleid van de overheid besteedt. Hoewel de algemene opvatting in de betreffende sector is dat tweetaligheid geen gevolgen heeft voor het realiseren van de ondernemingsdoelen, heeft men wel eerder weerstanden tegen het in een aantal gemeenten ontwikkelde beleid betreffende officieel Friestalige plaatsnamen. 39

3.4.5 Het Berie foar it Frysk heeft in de jaren 2002-2005 onder de titel ‘Taal als tool’ onderzoek laten doen naar het gebruik van de Friese taal bij zgn. callcentra. Daarbij was de vraag aan de orde in hoeverre het Fries eigene en de Friese taal een rol spelen in de waarden die klanten verbinden met een bedrijf als Zorgverzekeraar ‘De Friesland’. Daarbij ging het om de vraag in hoever het gebruik van de Friese taal en het profileren van de Friese identiteit invloed heeft op het vertrouwen van de klanten in de Zorgverzekeraar. De resultaten van het niet-gepubliceerde onderzoek laten zien dat het gebruik van de naam ‘Friesland’ wel een gevoel van vertrouwdheid en regionale oriëntatie oproept, maar slechts een bescheiden rol in de besluitvorming speelt. In ondernemingen waar meer dan de helft van de werknemers Fries spreekt, speelt dit vertrouwen een groter rol dan bij bedrijven waar minder Fries wordt gesproken. Kleine bedrijven hebben in het algemeen meer waardering voor het mondeling en schriftelijk gebruik van het Fries dan grotere bedrijven. 40

3.4.6 In de Friese gezondheidszorg verschilt de beheersing van het Fries niet van de inwoners van Fryslân. De beleidsmatige aandacht voor het Fries is in de gezondheidssector gering. Het Fries wordt vooral gebruikt in informele situaties, tussen naaste collega’s en met cliënten. In contacten met leidinggevenden en in formele situaties wordt overwegend het Nederlands gebruikt. 41

Het versterken van de positie van het Fries in de zorgsector heeft overigens de aandacht van Rijk en provincie, zoals onder meer blijkt uit de ambities van de Bestuursafspraak Friese taal en cultuur 2001 (BA 7.4 e.v.).

3.4.7 Samenvattend kan worden opgemerkt dat de economische ontwikkeling in Fryslân door de jaren heen een ongewijzigde positie ten opzichte van de landelijke economie inneemt. Hoewel de afgelopen jaren een zekere inhaalslag hebben laten zien, is nog steeds sprake van een historisch structurele achterstand ten opzichte van de landelijke economie. De aandacht van het Friese bedrijfsleven voor het gebruik van de Friese taal blijft gering. Evenals in het bedrijfsleven is ook in de gezondheidssector de beleidsmatige aandacht voor het Fries gering.

3.5 De Friese taal

3.5.1 Het Fries is een van oudsher op het grondgebied van de tegenwoordige provincie Fryslân in levend gebruik zijnde taal, die wordt gesproken door burgers van Nederland. Zij vormen een numerieke minderheid ten opzichte van de overige bevolking van de Staat. In Nederlandse statistieken wordt niet bijgehouden hoeveel mensen in Nederland zich als Friezen beschouwen. 42 Op grond van periodiek onderzoek naar beheersing van de Friese taal wordt er van uitgegaan dat in de provincie Fryslân - met anno 2006 ruim 640.000 inwoners - tegenwoordig 74 procent van de bevolking het Fries kan spreken (zie: 3.5.3). 43

3.5.2 Het Fries is een taal die afwijkt van en tegelijk verwant is aan het Nederlands. Het Fries behoort tot de West-Germaanse talen die zich met het Nederlands voegt tussen het Duits en het Engels. Behalve in Nederland wordt het Fries van oudsher ook in delen van Duitsland gesproken. Daarbij gaat het echter om varianten die meer of minder sterk afwijken van het Fries dat in de Nederlandse provincie Fryslân wordt gesproken.

3.5.3 Tot de gebruikers van de Friese taal worden in deze rapportage de personen gerekend die het Fries actief of passief beheersen. In het recentste onderzoek (1995) naar taalachtergrond, taalbeheersing, taalgedrag en taalhouding van de Friezen zijn ruim 1.300 inwoners van Fryslân ter zake ondervraagd. 44 Het onderzoek, uitgevoerd door de Fryske Akademy, laat zien dat 74 procent van de Friese bevolking Fries kan spreken. Een aanzienlijk deel van deze groep (19 procent) heeft het Fries waarschijnlijk als tweede taal geleerd, omdat 55 procent laat weten het Fries als moedertaal geleerd te hebben. Ruim de helft van de Friese bevolking spreekt thuis Fries en ongeveer 94 procent kan Fries verstaan, 65 procent kan Fries lezen en 17 procent kan Fries schrijven.

3.5.4 Mede op grond van soortgelijk onderzoek, gepubliceerd in respectievelijk 1969 45 en 1984 46 , kan worden vastgesteld dat sinds het begin van de jaren zeventig sprake lijkt te zijn van een lichte teruggang in de spreek- en leesvaardigheid, terwijl de schrijfvaardigheid juist toeneemt. 47 In het algemeen kan echter worden geconcludeerd dat de positie van het Fries in Fryslân relatief stabiel is. 48

Beheersing van het Fries, samengevat over de periode 1967-1994 in % 49

1967

1980

1994

verstaan

97,2

94,3

94,3

spreken

84,9

73,4

74,0

lezen

68,9

64,9

64,5

schrijven

11,5

10,6

17,0

aantal respondenten (N)

800

1126

1368

In 2003 heeft de Leeuwarder Courant ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van de Afûk een enquête gehouden naar de positie van het Fries, waarvan de uitkomsten het stabiele karakter van de taal onderstrepen. De onderzoeksuitkomsten van de Leeuwarder Courant geven aan dat in 2003 door 96 procent van de inwoners van Fryslân het Fries wordt verstaan, 75 procent spreekt het Fries, 68 procent kan het Fries lezen en 18 procent kan het Fries schrijven. 50

3.5.5 De relatief stabiele positie van het Fries wordt gekenmerkt door diglossie, een verdeling tussen de gesproken en geschreven taal, met de lage variant, het Fries, voor de mondelinge omgangstaal, en de hoge variant, het Nederlands, voor geschreven teksten. 51 Tegelijk kan worden vastgesteld dat in het huidige, meertalige, Fryslân, het Nederlands qua positie en gebruik een sterkere positie inneemt dan het Fries. 52

3.5.6 Overigens, zoals reeds opgemerkt in par. 3.3.2, in recent onderzoek worden vraagtekens geplaatst bij de relatieve stabiliteit van de taalsituatie in Fryslân. In de dissertatie van Van der Bij en Valk (2005) wordt op basis van een nadere analyse van de in par. 3.5.4 gepresenteerde onderzoeksgegevens uit 1980 en 1994 opgemerkt, dat de conclusies over de positie van de Friese taal veel verontrustender zijn, met name met betrekking tot de jongste leeftijdsgroepen. Over de bevolking als geheel (van 12 tot 90 jaar) verloopt de neergang in het gebruik van het Fries veel trager dan onder de jongeren, zodat het overall cijfer de werkelijke taalverandering in de samenleving tussen 1980 en 1994 – wellicht onbedoeld - camoufleert. Ook plaatsen deze onderzoekers vraagtekens bij de conclusie dat de schriftelijke kennis van het Fries onder de bevolking tussen 1980 en 1994 is toegenomen van 10,6 naar 17,0 procent. In hoeverre zijn deze gegevens, afkomstig van zelfrapportage van de respondenten, betrouwbaar te achten, zo menen Van der Bij en Valk. 53

3.5.7 Wanneer de spreiding van het gebruik van het Fries over de verschillende maatschappelijke domeinen in ogenschouw wordt genomen, kan het volgende patroon worden vastgesteld. In het gezin, de werksituatie en op het platteland neemt het Fries een relatief sterke positie in. In meer formele domeinen als bestuur, wetgeving, onderwijs en geschreven media, gaat het echter slechts om een betrekkelijk beperkte plaats, al is hier sinds de laatste decennia sprake van

enige toename in het gebruik van het Fries. 54 Wat betreft de houding tegenover het Fries kon in 1995 worden vastgesteld dat 80 procent van de ondervraagden het oneens is met uitspraken als ‘het Fries is een dialect’, ‘het Fries is niet meer van deze tijd’ of ‘ik moet niets van het Fries hebben’. 55 Uit hetzelfde onderzoek blijkt dat het Fries voor 65 procent van de respondenten heel veel betekent, terwijl dat voor 13 procent van de ondervraagden ‘een heel klein beetje’ het geval is.

3.5.8 De Ried fan de Fryske Beweging heeft eind 2001 een a-selecte telefonische enquête onder 285 inwoners van Fryslân gehouden om het draagvlak na te gaan voor een volledige gelijkberechtiging voor het Fries. Centraal stonden de vragen of het kunnen gebruiken van het Fries in alle situaties/domeinen problemen zou opleveren, en, of van iedereen passieve kennis van het Fries mag worden verwacht. De overgrote meerderheid van de respondenten verwacht geen problemen wanneer het Fries in alle situaties/domeinen gebruikt kan worden. Een ruime meerderheid meent verder dat het kunnen verstaan van het Fries als een maatschappelijke minimumeis kan worden gezien. Dat een ieder Fries kan lezen of schrijven wordt niet door de respondenten verwacht. 56

3.5.9 Samenvattend kan worden vastgesteld dat sinds het begin van de jaren zeventig sprake lijkt te zijn van een lichte teruggang in de spreek- en leesvaardigheid van het Fries, terwijl de schrijfvaardigheid juist toeneemt. In het algemeen is de positie van het Fries relatief stabiel in Fryslân.

3.6 Overheidsbeleid

3.6.1 De Provincie Fryslân is de eerstverantwoordelijke overheid voor de Friese taal en cultuur. Dit laat onverlet dat ook de Rijksoverheid een eigen verantwoordelijkheid heeft ter bescherming van de Friezen, hun taal en cultuur. Op de eigen verantwoordelijkheid van het Rijk is ingegaan in hoofdstuk 1 en in de paragrafen 3.2.3-3.2.7.

3.6.2 De gedeelde verantwoordelijkheid van Rijk en Provincie Fryslân wordt onder meer tot uitdrukking gebracht in de totstandkoming van bestuursafspraken tussen Rijk en Provincie Fryslân inzake de Friese taal en cultuur.

3.6.3 Teneinde uitvoering te geven aan de maatregelen ter bevordering van de Friese taal en cultuur hebben Rijk en Provinciaal Bestuur van Fryslân in 2001 voor de derde maal in successie een zgn. Bestuursafspraak (BA) inzake de Friese taal en cultuur gesloten. 57 Deze derde bestuursafspraak bevat in totaal 108 ambities die tussen 2001 en 2010 moeten zijn gerealiseerd.

3.6.4 In de derde Bestuursafspraak is aansluiting gezocht bij het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden, in die zin dat de voor de Friese taal van toepassing zijnde artikelen van het Handvest de grondslag voor de Bestuursafspraak vormen. 58 De afzonderlijke afspraken of ambities in de Bestuursafspraak zijn dan ook gericht op de bevordering van de positie van de Friese taal in het onderwijs, in rechtspraak en rechtsverkeer, bij bestuurlijke autoriteiten en openbare diensten, in de media, in culturele activiteiten en voorzieningen, in het economisch en sociaal leven, en in grensoverschrijdende uitwisselingen.

3.6.5 Met het oog op de operationalisering van de bepalingen uit de Bestuursafspraak Friese taal en cultuur 2001 is voorzien in de totstandkoming van twee uitvoeringsconvenanten, waar nodig aangevuld door passende wetgeving. In de uitvoeringsconvenanten zullen ook afspraken worden gemaakt over de financiering van de implementatie van de Bestuursafspraak (BA 9.2 en 9.3). De uitvoeringsconvenanten hebben betrekking op de perioden 2005-2007 en 2008-2010.

3.6.6 In de hiernavolgende rapportage wordt, waar van belang, telkens verwezen naar de relevante bepalingen van de Bestuursafspraak Friese taal en cultuur 2001, zoals die op 5 juni 2001 te Den Haag werd overeengekomen en ondertekend. Hetzelfde geldt voor relevante bepalingen uit het Uitvoeringsconvenant Friese taal en cultuur 2005, zoals dat op 14 maart 2005 werd ondertekend door de vertegenwoordigers van de Staat der Nederlanden en de Provincie Fryslân.

3.6.7 Ten aanzien van de opvolging van de uitvoering van de Bestuursafspraak Friese taal en cultuur 2001 is een interdepartementale ambtelijke commissie ingesteld. 59 Ambtenaren van de Provincie Fryslân maken ook deel uit van deze commissie.

3.6.8 Verder worden periodiek rapportages worden uitgebracht over de uitvoering van de Bestuursafspraak en/of de daaraan gerelateerde uitvoeringsconvenanten. Deze rapportages zullen worden uitgebracht aan de Tweede Kamer en aan Provinciale Staten van Fryslân (BA 9.6).

3.6.9 In november 2007 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties – met instemming van het IPO – de Gemengde commissie decentralisatievoorstellen provincies ingesteld. Deze onafhankelijke commissie had onder meer als opdracht voorstellen te doen voor overheveling van taken van Rijk naar provincies en voor het verruimen van de provinciale beleidsruimte. De commissie stond onder voorzitterschap van mw. Mr. P.C. Lodders-Elfferich.

3.6.10 In maart 2008 heeft de commissie-Lodders haar eindadvies uitgebracht onder de titel ‘Ruimte, Regie en Rekenschap’. De kern van het advies stoelt op de gedachte dat een effectieve en op vertrouwen gebaseerde samenwerking tussen de drie overheidslagen alleen maar mogelijk is met een eenduidige rol- en verantwoordelijkheidsverdeling. De bestuurslaag die verantwoordelijk is voor bepaalde maatschappelijke resultaten, moet die verantwoordelijkheid ten volle kunnen dragen en op zich willen nemen.

3.6.11 De commissie-Lodders komt tot de conclusie dat provincies de bestuurslaag vormen die de volle verantwoordelijkheid zou moeten krijgen en nemen voor het bovenlokale en regionale ruimtelijk-economische beleid, inclusief cultuur. Uiteraard binnen de kaders van doelen en financiële voorwaarden die het Rijk stelt en vanzelfsprekend in samenspraak met gemeenten. Doch mèt de bijbehorende beleidsruimte, bevoegdheden en horizontale verantwoording. Hier vloeit uit voort dat de provincies zich moeten focussen op het ruimtelijk-economisch domein en cultuur.

3.6.12 In het verlengde hiervan adviseerde de commissie-Lodders om de rijkstaken op het terrein van de Friese taal zoveel mogelijk naar de Provincie Fryslân te decentraliseren. Hiertoe volgt de commissie het voorstel van de provincie om een tijdelijke stuurgroep te installeren. Deze stuurgroep zal bestaan uit leden afkomstig van zowel de Provincie Fryslân als het Rijk. De stuurgroep doet binnen een half jaar na instelling voorstellen voor een samenhangende decentralisatie en coördinatie voor taken die verband houden met de Friese taal.

3.6.13 In het kader van het Bestuursakkoord Rijk-Provincies dat op 4 juni 2008 tot stand is gekomen, is onder meer afgesproken dat Rijk en Provincie Fryslân de voorstellen van de commissie-Lodders inzake de Friese taal overnemen. Er wordt een tijdelijke stuurgroep geïnstalleerd die binnen een half jaar na het sluiten van het bestuursakkoord voorstellen doet voor een samenhangende decentralisatie en coördinatie voor taken die verband houden met de Friese taal. Deze stuurgroep zal bestaan uit leden afkomstig van zowel de Provincie Fryslân als het Rijk.

3.6.14 Blijkens de Bestuursafspraak Friese taal en cultuur 2001 bestaan er ter ondersteuning van het Friese-taalbeleid twee adviesorganen: het Consultatief Orgaan voor het Fries en het Berie foar it Frysk (BA 1.3 en 1.4). Het eerste adviseert de Nederlandse regering over alle zaken die de Friese taal betreffen. Daartoe wordt de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gerapporteerd over de behoeften en de wensen ten aanzien van de Friese taal en cultuur. 60 Het tweede, het Berie foar it Frysk, adviseert Gedeputeerde Staten van Fryslân over algemene beleidsontwikkelingen en maatschappelijke ontwikkelingen in relatie tot het taalbeleid van de Provincie Fryslân.

4 Enkele algemene slotopmerkingen

4.1 Nederland heeft de tekst van het op 1 februari 1995 te Straatsburg tot stand gekomen Kaderverdrag inzake de bescherming van nationale minderheden geplaatst in het Tractatenblad 1995, 73. Een vertaling in het Nederlands werd eveneens in het Tractatenblad gepubliceerd (Trb. 1995, 197).

4.2 Op 30 september 1998 heeft het Comité van Ministers van de Raad van Europa het model goedgekeurd voor de eerste rapportage die partijen krachtens artikel 25 van het Kaderverdrag moeten indienen. Bij het schrijven van dit rapport is hiermee zoveel mogelijk rekening gehouden.

4.3 Een eerdere versie van dit rapport is voor commentaar toegezonden aan de Ried fan de Fryske Beweging, de koepelorganisatie van verenigingen en stichtingen die zich inzetten voor bevordering van de Friese taal. Ook is het conceptrapport voor commentaar voorgelegd aan het secretariaat van het Berie foar it Frysk en van het Consultatief Orgaan Friese Taal en uiteraard aan de competente vakministeries. Hun opmerkingen zijn grotendeels verwerkt in het voorliggende rapport. Dit rapport zal na toezending aan de Raad van Europa eveneens in Nederland worden gepubliceerd.

Deel II Artikelgewijze bespreking

Artikel 1

De bescherming van nationale minderheden en van de rechten en vrijheden van personen die tot die minderheden behoren, vormt een integrerend onderdeel van de internationale bescherming van de rechten van de mens en valt als zodanig binnen de reikwijdte van de internationale samenwerking.

A1.1 Het Koninkrijk der Nederland heeft daadwerkelijk bijgedragen aan de ontwikkeling van bindende rechtsregels voor de bescherming van nationale minderheden en/of hun eigen taal en cultuur.

A1.2 Op 2 mei 1996 heeft de regering van het Koninkrijk der Nederlanden bij de Raad van Europa officieel te kennen gegeven dat voor Nederland het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden was aanvaard. Nederland was daarmee de vierde lidstaat van de Raad van Europa die het Handvest heeft aanvaard of bekrachtigd. Voor Nederland is het Handvest op 1 maart 1998 in werking getreden. In Nederland wordt het Fries als minderheidstaal onder het Handvest beschermd. Nedersaksisch en Limburgs worden beschermd als regionale talen. Het Jiddisj en het Romanes worden beschermd als niet-territoriale talen.

A1.3 Op 16 februari 2005 heeft de regering van het Koninkrijk der Nederlanden bij de Raad van Europa officieel te kennen gegeven dat voor Nederland het Kaderverdrag inzake de bescherming van nationale minderheden was aanvaard. Nederland was daarmee de 36e lidstaat van de Raad van Europa die het Kaderverdrag heeft aanvaard of bekrachtigd. Voor Nederland is het Kaderverdrag op 1 juni 2005 in werking getreden. Bij ratificatie heeft Nederland het Kaderverdrag van toepassing verklaard op de Friezen in Nederland (zie voorts par. A3.1-A3.5).

A1.4 Ondanks de vele overeenkomsten, kennen beide verdragen verschillende doelen. Het primaire doel van het Kaderverdrag is de effectieve bescherming van nationale minderheden en van de rechten en vrijheden van personen die tot deze nationale minderheden behoren. Daarom is bescherming van mensenrechten het uitgangspunt van het Kaderverdrag. Het Handvest daarentegen heeft voornamelijk een cultureel doel. Het is bedoeld om regionale talen of talen van minderheden, als bedreigd onderdeel van het culturele erfgoed van Europa, te beschermen en te bevorderen. Zo zijn culturele verscheidenheid en behoud en ontwikkeling van culturele rijkdom de wezenlijke doelen van het Handvest.

A1.5 Het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is op 31 augustus 1954 voor het Koninkrijk der Nederlanden in werking getreden.

A1.6 In het kader van de Verenigde Naties heeft Nederland verschillende mensenrechtenverdragen geratificeerd. Op 11 december 1978 is Nederland partij geworden bij het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, alsmede bij het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten. Beide VN-verdragen waren op 19 december 1966 tot stand gekomen. Op 10 december 1971 werd Nederland partij bij het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie van 7 maart 1966. Deze verdragen zijn ook van toepassing op de Friezen in Nederland.

A1.7 Nederland hecht verder groot belang aan het werk van de OVSE op het terrein van de bescherming van nationale minderheden. Zo heeft het Nederlandse parlement in 2002 ingestemd met een wetsvoorstel waarbij de Hoge Commissaris voor Nationale Minderheden (HCNM) - een onder de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) ressorterende instelling - binnen Nederland rechtspersoonlijkheid werd verleend. Op grond van deze rechtspersoonlijkheid heeft de HCNM het recht verbintenissen aan te gaan, in rechte op te treden en roerende en onroerende zaken te verwerven en te vervreemden. Verder kent de wet de HCNM en diens functionarissen privileges en immuniteiten toe ter wille van een onafhankelijke functie-uitoefening. De wet is opgenomen in Staatsblad 2002, 580.

A1.8 Binnen de Raad van Europa heeft Nederland zich met name ingespannen om Europa-breed de implementatie van het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden te bevorderen. Op ambtelijk en politiek niveau heeft Nederland aan verschillende conferenties deelgenomen, waaronder een conferentie in Innsbruck (14-15 december 1998) over de implementatie van het Handvest. Daarnaast was Nederland in 2008 via de Provincie Fryslân vertegenwoordigd op de conferentie “Ten years of protecting national minorities and regional or minority languages”. Deze conferentie vond plaats in Straatsburg op 11 maart 2008.

A1.9 In november 2001 organiseerde Nederland een conferentie in Noordwijkerhout over het Handvest. Deze conferentie verschafte deelnemers de mogelijkheid om de hartslag van regionale of minderheidstalen te voelen, niet alleen in de landen waar het Handvest al was geratificeerd en waar de implementatie in gang was gezet, maar ook daar waar landen zich opmaakten voor toekomstige ondertekening en ratificatie. De rol van lokale en regionale overheden in verband met het Handvest werd onderkend. Benadrukt werd dat decentrale overheden in belangrijke mate konden bijdragen aan het succes van het Handvest. Ten slotte werden ook bepaalde juridische aspecten van het Handvest onder de loep genomen, waaronder de mate van flexibiliteit als juridisch instrument. Verder werd gekeken naar het mandaat en de structuur van de commissie van deskundigen inzake het Handvest. Deze commissie speelt een sleutelrol in de bescherming van regionale talen en talen van minderheden. De uitkomsten van de conferentie werden in 2003 gepubliceerd als: From theory to practice: the European Charter for regional or minority languages - Noordwijkerhout, November 2001 (Regional or minority languages No. 3).

A1.10 Friezen genieten als Nederlands staatsburger alle rechten en vrijheden die uit de Grondwet voortvloeien (zie ook: 2.5). Dit betreft ook de toegang tot het recht. Daarnaast zijn in de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer regels gegeven voor het gebruik van de Friese taal in strafrechtelijke, civiele en administratiefrechtelijke procedures voor zover de terechtzitting in de provincie Fryslân plaatsvindt. In deze procedures mogen processtukken, met uitzondering van dagvaardingen en telasteleggingen, in het Fries worden gesteld. Daarnaast mag op grond van art. 12 van deze wet een verdachte of getuige in een strafzaak buiten de provincie Fryslân zich van het Fries bedienen wanneer hij voldoende aannemelijk maakt dat hij zich in het Nederlands onvoldoende kan uitdrukken (zie ook par. A10.13).

A1.11 Deze wet, oorspronkelijk in 1956 tot stand gekomen, werd in 1997 gewijzigd, op grond waarvan de gebruiksmogelijkheden voor de Friese taal in de rechtspraak zijn verruimd.

Artikel 2

De bepalingen van dit Kaderverdrag worden te goeder trouw toegepast, in een geest van begrip en verdraagzaamheid en in overeenstemming met de beginselen van goede nabuurschap, vriendschappelijke betrekkingen en samenwerking tussen Staten.

A2.1 Zie de bespreking onder artikel 1, m.n. paragrafen A1.7 t/m A1.9.

Artikel 3

1. Iedere persoon die tot een nationale minderheid behoort, heeft het recht vrijelijk te kiezen om al dan niet als zodanig te worden behandeld en er mag geen nadeel voortvloeien uit deze keuze of uit de uitoefening van de met die keuze verband houdende rechten.

2. Personen die tot nationale minderheden behoren, kunnen zowel individueel als tezamen met anderen de rechten uitoefenen en de vrijheden genieten die voortvloeien uit de in dit Kaderverdrag vervatte beginselen.

Artikel 3, eerste lid

A3.1 Het Kaderverdrag bevat geen definitie van nationale minderheden, omdat de lidstaten van de Raad van Europa destijds bij de totstandkoming van dit verdrag geen eensluidende definitie van dit begrip hebben kunnen vaststellen. Dit verschil in opvatting heeft ertoe geleid dat de definitie van nationale minderheden door de verdragsluitende landen op verschillende wijze mag worden ingevuld, wat in de praktijk ook gebeurt.

A3.2 Nederlandse wetgeving voorziet niet in een definitie van het begrip ‘nationale minderheid’. Met het oog op de ratificatie van het Kaderverdrag heeft de regering in overleg met het parlement criteria vastgesteld waaraan een groep inwoners in Nederland dient te voldoen om te worden beschouwd als nationale minderheid in de zin van het Kaderverdrag.

A3.3 Nederland beschouwt als nationale minderheden die groepen van staatsburgers die van oudsher op het grondgebied van de Staat gevestigd zijn en binnen hun eigen oorspronkelijke regio in die Staat wonen, maar die zich onderscheiden van de meerderheid van de bevolking door eigen taal, cultuur en geschiedenis – en dus door eigen identiteit – en die deze identiteit willen bewaren. Omdat binnen Nederland alleen de Friezen aan deze criteria voldoen, is het Kaderverdrag van toepassing verklaard op de Friezen in Nederland.

A3.4 Verschillende maatschappelijke groepen hebben erop aangedrongen dat Nederland ook de Roma en Sinti onder de bescherming van het Kaderverdrag zou brengen. Immers, zo was hun opvatting, het opnemen van Roma en Sinti onder het Kaderverdrag zou in lijn zijn met ratificatie door Nederland van het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden.

A3.5 De Nederlandse regering is evenwel van oordeel dat genoemd Handvest niet bedoeld is om nationale minderheden in de zin van het Kaderverdrag te beschermen (zie ook hierboven het commentaar in A1.4). Het Handvest ziet met name op regionale talen of talen van minderheden die in een bepaald gebied gesproken worden, maar die niet noodzakelijkerwijs verband houden met het bestaan van een nationale minderheid. Verder kunnen landen ook besluiten om het Handvest van toepassing te verklaren op «niet-territoriale talen». Nederland heeft van die laatste mogelijkheid gebruik gemaakt ten aanzien van het Jiddisj en de talen van Roma en Sinti. Het parlement heeft zich in meerderheid aangesloten bij het standpunt van de regering.

A3.6 De vrijheid van de Friezen om zelf te bepalen of ze al dan niet als leden van een nationale minderheid wensen te worden aangemerkt dan wel te worden behandeld, wordt door Nederland gezien als een fundamenteel uitgangpunt bij de bescherming van nationale minderheden in Europa. Daarom kan in Nederland iedere Fries of Friezin voor zichzelf bepalen of hij/zij wil vallen onder de categorie van personen voor wier bescherming Nederland maatregelen treft overeenkomstig het Kaderverdrag. Bovendien is het ieders individuele en persoonlijke beslissing of hij/zij zichzelf beschouwt als lid van de Friese minderheid die valt onder de bescherming van het Kaderverdrag. Een dergelijke persoonlijke beslissing wordt niet geregistreerd, noch beoordeeld of bestreden door de Nederlandse Staat. Er vloeit geen nadeel voort uit deze keuze of uit de uitoefening van de met die keuze verband houdende rechten

A3.7 Voor de Friezen in Nederland wordt beheersing van de Friese taal gezien als een belangrijk kenmerk voor zelfidentificatie als Fries of Friezin. Godsdienst of lidmaatschap van een specifiek kerkgenootschap speelt hierin geen rol, aangezien Friezen in dit opzicht niet wezenlijk verschillen van de rest van de Nederlandse bevolking.

A3.8 Een en ander blijkt uit taalsociologisch onderzoek gepubliceerd in 1984. In die tijd beschouwde 40% van de bevolking van Fryslân zich in de eerste plaats een Fries. Bijna een even groot percentage duidde zichzelf aan als ‘Nederlandse Fries’. Een kwart van de bevolking van Fryslân wenste niet beschouwd te worden als Fries. Deze zelfidentificatie vertoonde sterke samenhang met de taalachtergrond van de respondenten. Bijna zonder uitzondering noemden de Friestaligen zichzelf Fries. Van de Nederlandstalige bevolking van Fryslân beschouwde een meerderheid zichzelf niet als Fries, een minderheid noemde zich ‘Nederlandse Fries’. Het aantal Nederlandstaligen dat zich Fries noemde, was in 1984 zeer gering. De zelfidentificatie als Fries hing dus in sterke mate samen met de taalachtergrond van de inwoners van Fryslân. 61 Recentere onderzoeksgegevens zijn niet beschikbaar.

A3.9 In Nederland is het Centraal Bureau voor de Statistiek verantwoordelijk voor de opstelling van officiële statistieken. Aangezien het ieders persoonlijke beslissing is om zichzelf aan te merken als lid van de Friese minderheid, wordt een dergelijke keuze niet geregistreerd noch officieel vastgelegd. Officiële statistische gegevens over de Friezen als minderheid zijn dan ook niet beschikbaar. Ook officiële statistieken over actieve beheersing van de Friese taal onder de bevolking in Nederland dan wel uitsluitend in Fryslân zijn niet beschikbaar. Wel kunnen schattingen op basis van taalsociologisch onderzoek uitsluitsel geven op de vraag wie zichzelf als Friezen beschouwen en wie niet. Veelal richten de vragen van taalsociologisch onderzoek naar de Friezen en hun taal zich met name op de actieve en passieve beheersing van de Friese taal onder alle inwoners van de Provincie Fryslân, Friezen en niet-Friezen dus (zie hierboven ook par. 3.5.1-3.5.9).

A3.10 Het Nederlands beleid inzake de Friezen, hun taal en cultuur, sluit nauw op deze min of meer geïntegreerde aanpak aan. Er bestaan geen afzonderlijke scholen voor de Friese minderheid. Wel wordt op scholen in Fryslân aandacht gegeven aan de Friese taal; in het primair onderwijs meer consequent en wijder verbreid dan in het voortgezet onderwijs. Die aandacht in het onderwijs geldt zowel voor de Friese als niet-Friese leerlingen. Een en ander hangt samen met de Nederlandse onderwijswetgeving (zie ook de paragrafen 3.2.3-3.2.4 en het commentaar onder artikel 13).

A3.11 Op 1 januari 1996 trad de wijziging van de Algemene wet bestuursrecht in werking. 62 De wet regelt in de artikelen 2:6 tot en met 2:12 het taalgebruik in het bestuurlijk verkeer. Sinds deze wetswijziging mogen inwoners in het verkeer met lokale en provinciale overheden in de Provincie Fryslân zich vrijelijk van de Nederlandse of Friese taal bedienen. In veel gevallen, maar niet altijd, is een schriftelijk antwoord van gemeenten of provincie in de taal die de burgers hebben gekozen. In het mondeling verkeer hangt de taalkeuze bij de reactie van de kant van de gemeentelijke of provinciale overheid af van de individuele beheersing van het Fries door de betrokken ambtenaar of ambtenaren.

A3.12 In rechtbanken en in het gerechtshof in de provincie Fryslân mogen burgers zich, binnen de grenzen van de wet, van de Friese taal bedienen. Ook in strafzaken buiten Fryslân kan het Fries onder voorwaarden worden gebruikt (zie voor nadere bijzonderheden par. A1.10 en A10.13). Van deze rechten wordt evenwel slechts op bescheiden schaal gebruik van gemaakt.

A3.13 De regionale publieke omroep, Omrop Fryslân, bedient zich bij voorkeur van de Friese taal, maar geïnterviewden zij vrij om zich van de Nederlandse taal te bedienen. Dit gemengde taalpalet sluit goed aan bij het dagelijks taalgebruik in grote delen van de Provincie Fryslân.

A3.14 Ook op cultureel vlak worden van overheidswege tal van Friestalige voorzieningen in stand gehouden, deels mede door het Rijk gefinancierd: er is een Friestalig beroepstheater, er zijn financiële voorzieningen voor Friestalige literatuur en Friestalige auteurs e.d. In de reguliere openbare bibliotheken in de Provincie Fryslân wordt niet alleen aandacht gegeven aan Nederlandse of buitenlandse literatuur. Ze geven ook ruimte aan de Friese literatuur en andere Friestalige voorzieningen. Dergelijke voorzieningen zijn dus geïntegreerd voor de lokale bevolking als geheel. Er bestaan in Fryslân dan ook geen van overheidswege gesubsidieerde eigen bibliotheken voor de Friese minderheid.

Artikel 3, tweede lid

A3.15 Friezen kunnen de rechten en vrijheden die krachtens het Kaderverdrag worden verleend aan nationale minderheden, individueel uitoefenen. Deze individuele rechten kunnen ook worden uitgeoefend tezamen met anderen (voor verdere bijzonderheden, zie hieronder het commentaar onder artikel 7).

A3.16 In gemeenteraden in de Provincie Fryslân en in Provinciale Staten van Fryslân mogen de leden zich van de Friese dan wel de Nederlandse taal bedienen, al naar gelang hun eigen voorkeur. De taalkeuzevrijheid geldt eveneens in die gevallen dat leden van gemeenteraden of Provinciale Staten de eed of belofte afleggen alvorens hun functie in raad of staten te kunnen uitoefenen. Soortgelijke regels gelden ook voor de waterschappen in Fryslân.

A3.17 Overigens is bij het afleggen van de eed of belofte de taalkeuzevrijheid niet territoriaal beperkt tot de Provincie Fryslân. Sinds 1956 mag overal in Nederland degene die ter uitvoering van een wettelijk voorschrift moet worden beëdigd, een eed, belofte of bevestiging in de Friese taal afleggen, tenzij de toepasselijke formulering (mede) bij de Grondwet is vastgesteld. Met name Friese leden van het Nederlands parlement (Eerste en Tweede Kamer) maken van die mogelijkheid gebruik. Voor het overige is het Nederlands de voertaal in beide huizen van het Nederlandse parlement.

A3.18 In dit verband is verder van belang het Kiesbesluit (Stb. 1989, 471). Dit besluit maakt het in artikel H 2, vijfde lid, mogelijk dat bij verkiezingen van de leden van Provinciale Staten van Fryslân of van de gemeenteraden in de Provincie Fryslân, aanduidingen op de kandidatenlijst in de Friese taal worden gesteld.

A3.19 In artikel 2.17 van het Waterschapsbesluit (Stb. 2007, 497) is een soortgelijke bepaling opgenomen ten aanzien van de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur van een waterschap dat geheel of gedeeltelijk in de provincie Fryslân is gelegen. Ook in dat geval mogen aanduidingen op de kandidatenlijst in de Friese taal worden vermeld.

Artikel 4

1. De Partijen verplichten zich ertoe aan personen die tot nationale minderheden behoren het recht van gelijkheid voor de wet en van gelijke bescherming door de wet te garanderen. In dit opzicht is elke discriminatie op grond van het behoren tot een nationale minderheid verboden.

2. De Partijen verplichten zich ertoe, waar nodig, passende maatregelen te nemen ten einde op alle terreinen van het economische, sociale, politieke en culturele leven de volledige en daadwerkelijke gelijkheid te bevorderen tussen personen die tot een nationale minderheid behoren en diegenen die tot de meerderheid behoren. In dit opzicht houden zij naar behoren rekening met de specifieke omstandigheden van de personen die tot nationale minderheden behoren.

3. De in overeenstemming met het tweede lid genomen maatregelen worden niet als een discriminerende gedragen beschouwd.

Artikel 4, eerste lid

A4.1 Gelijkheid en bestrijding van discriminatie zijn kernwaarden in de Nederlandse rechtsorde.

A4.2 De Nederlandse Grondwet stelt in artikel 1: “Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.” Deze bepaling is onverkort van toepassing op de Friezen, zoals hierboven is opgemerkt in par. 2.5.

A4.3 Vergelijkbare bepalingen in het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en in andere verdragen, zoals het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie, zijn eveneens van toepassing (zie ook commentaar onder artikel 1 van deze rapportage).

A4.4 De Algemene wet gelijke behandeling (Awgb) bevat meer specifieke wetgeving om discriminatie op het terrein van arbeid en van goederen en diensten tegen te gaan. De wet verbiedt ongerechtvaardigd onderscheid op grond van godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, hetero- of homoseksuele gerichtheid of burgerlijke staat. Deze wet is op 31 maart 1994 tot stand gekomen. Het ligt voor de hand dat leden van de Friese minderheid ook onder de bescherming van deze wet vallen.

A4.5 Voor de betekenis van het begrip ras in de Awgb is aangeknoopt bij de omschrijving van het begrip rassendiscriminatie zoals neergelegd in het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie; dit omvat mede afkomst, nationale of etnische afstemming.

A4.6 Iedereen die zich ongelijk behandeld voelt, kan op basis van de Awgb een verzoek om een oordeel indienen bij de Commissie Gelijke Behandeling (CGB). De CGB beoordeelt dan, of de gelijkebehandelingswetgeving is overtreden. Dit is haar belangrijkste taak.

A4.7 Daarnaast houdt de CGB zich bezig met:

A4.8 De Commissie Gelijke Behandeling kent vanaf 1 januari 2005 naast het oordeel van de CGB, de mogelijkheid om door te verwijzen naar een externe mediator.

A4.9 Op basis van de Awgb kunnen Friezen ingeval van discriminatie van hun Fries-zijn een klacht indienen bij de Commissie Gelijke Behandeling. Voor zover bekend is dit in het bestaan van de CGB tot nu toe eenmaal gebeurd.

A4.10 De onafhankelijke Commissie van deskundigen onder het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden heeft van deze gebeurtenis in haar tweede rapport 63 over toepassing van het Handvest in Nederland als volgt melding van gemaakt:

During its “on-the-spot visit, the Committee of Experts was informed of a complaint brought before the Committee for Equal Treatment by the Frisian football club on the prohibition to use the Frisian language in an internal procedure of the northern department of the national football federation. The Committee for Equal Treatment considered that internal regulations of private sports clubs do not fall within its scope. Frisian speakers interpreted this decision as recognition of the right to prohibit the use of the Frisian language in private-sector organisations.

The Committee of Experts … encourages the Dutch government to continue its efforts to oppose such practices designed to discourage the use of the Frisian in connection with economic or social activities.

A4.11 Aan het oordeel van de CGB (kenmerk 2002-201) kan het volgende worden ontleend. De klacht over het niet toestaan van het gebruik van de Friese taal tijdens de tuchtrechtelijke procedure van de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond te Zeist valt buiten de reikwijdte van de wetgeving gelijke behandeling. De Commissie is derhalve niet bevoegd.

A4.12 Verzoeker is een amateurvoetbalvereniging, gevestigd in Fryslân. Verweerder is een landelijke vereniging, waarvan verzoeker lid is. Naar aanleiding van een incident tijdens een voetbalwedstrijd wordt verzoeker betrokken in de tuchtrechtelijke procedure van verweerder. Verzoeker correspondeert een aantal keren in de Friese taal met de tuchtcommissie en de commissie van beroep van verweerder. Tevens wil verzoeker tijdens de mondelinge behandeling van de zaak bij deze commissies in het Fries kunnen communiceren. Verweerder heeft verzoeker op een gegeven moment te kennen gegeven dat verzoeker tijdens de tuchtrechtelijke procedure van verweerder in het Nederlands dient te corresponderen en communiceren. Verzoeker is van mening dat het stellen van deze eis onderscheid op grond van nationaliteit en/of ras oplevert en heeft de Commissie verzocht om een oordeel.

A4.13 Het feit dat verweerder de rechtsvorm van een vereniging heeft doet in het onderhavige geval niet af aan zijn gehoudenheid aan artikel 7 Awgb. De activiteiten van verweerder vallen in beginsel binnen het bereik van artikel 7 Awgb. Maar aangezien slechts leden van verweerder zijn onderworpen aan de tuchtrechtspraak van verweerder is de tuchtrechtelijke procedure van verweerder een zuiver internrechtelijke verenigingsaangelegenheid. De tuchtrechtelijke procedure is daarom niet aan te merken als het aanbieden van goederen en diensten in de zin van artikel 7 Awgb.

A4.14 De klacht over het niet in de Friese taal mogen corresponderen en communiceren tijdens de tuchtrechtelijke procedure van verweerder valt buiten de reikwijdte van de wetgeving gelijke behandeling. De Commissie is derhalve niet bevoegd hierover te oordelen.

A4.15 Voor klachten over bijna alle overheidsinstanties, dus ook over het eventueel niet toelaten van het gebruik van de Friese taal, kan een burger verder nog terecht bij de Nationale Ombudsman. De Nationale Ombudsman behandelt klachten over heel veel verschillende overheidsinstanties, waaronder alle provincies en waterschappen, alsmede een groot aantal gemeenten.

A4.16 Voor klachten over alle Friese gemeenten, met uitzondering van de gemeente Het Bildt, kunnen burgers terecht bij de Nationale Ombudsman. De gemeente Het Bildt heeft een eigen ombudsvoorziening. Klachten over verschillende intergemeentelijke regelingen in Fryslân 64 worden eveneens behandeld door de Nationale Ombudsman. Hetzelfde geldt voor klachten over de Provincie Fryslân, Wetterskip Fryslân, Regio Politie Fryslân en de Centra voor Werk en Inkomen (CWI’s) in Fryslân.

A4.17 Klachten over Tresoar, d.i. het Fries Historisch en Literair Centrum – waarin het Ryksargyf Fryslân, de Provinsjale Bibleteek en het Frysk Letterkundich Museum en Dokumintaasjesintrum zijn opgegaan – kunnen eveneens worden ingediend bij de Nationale Ombudsman. Hetzelfde geldt voor de landelijke culturele stichtingen, zoals de Stichting Fonds voor de Letteren en de Stichting Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds, die onder meer beurzen beschikbaar stelt aan Friestalige literaire auteurs en vertalers.

A4.18 Omdat bij een deel van deze instellingen, genoemd in par. A4.16 en A4.17, het gebruik van de Friese taal in het verkeer met burgers is toegelaten, is het van belang dat ook het instituut van de Nationale Ombudsman over voldoende kennis van de Friese taal beschikt. In het kader van de Bestuursafspraak Friese taal en cultuur 2001 zijn hierover door Rijk en Provincie Fryslân dan ook afspraken gemaakt (zie hierboven, in par. 3.6.2-3.6.8, voor verdere details inzake werking van de Bestuursafspraak en de daarmee samenhangende uitvoeringsconvenanten).

A4.19 In artikel 7.9 van het Uitvoeringsconvenant Friese taal en cultuur 2005 zijn Rijk en de Provincie Fryslân overeengekomen dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bevordert dat de Nationale Ombudsman in voorkomende gevallen voldoende is toegerust om Friestalige klachten in behandeling te nemen. 65 Ten minste in één zaak is in de jaren 2002-2006 een verzoekschrift in de Friese taal ingediend bij de Nationale Ombudsman (zie par. A4.20). Daarnaast zijn wel verzoekschriften binnengekomen waaraan Friestalige correspondentie was bijgevoegd.

A4.20 In de praktijk blijkt het gebruik van de Friese taal in contacten met overheidsinstanties, waaronder begrepen de politiesector, weinig klachten op te leveren. Alleen uit 2005 is een formele klacht bekend. Op een van de Friese politiebureaus weigerde de politie om een aangifte van diefstal op te nemen wegens onvoldoende kennis van de Friese taal. Daarop werd een klacht ingediend, die wegens een aanvankelijk onbevredigende behandeling door het politiekorps, is voorgelegd aan de Nationale Ombudsman. De ombudsman heeft Politie Fryslân verzocht de klacht alsnog inhoudelijk in behandeling te nemen. 66 De klacht leidde tot een uitspraak van de klachtencommissie van Politie Fryslân, inhoudende dat Politie Fryslân beleid dient te ontwikkelen over het gebruik van het Fries. 67

A4.21 Naar aanleiding van dit incident en een ander taalincident, dat ook in 2005 speelde, 68 hebben Gedeputeerde Staten van Fryslân aan korpsbeheerder en korpschef van Politie Fryslân informatie verstrekt over de algemene beleidskaders inzake de Friese taal. In dat verband heeft de Provincie Fryslân ook aangedrongen op ontwikkeling van een beleid voor het gebruik van het Fries door Politie Fryslân. 69

A4.22 Deze incidenten waren tevens aanleiding voor een lid van de Eerste Kamer om over dit onderwerp schriftelijke vragen te stellen aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. In zijn antwoord merkte de minister op, dat het naar het oordeel van de korpsbeheerder van Politie Fryslân, tevens burgemeester van Leeuwarden, zeer wenselijk is dat politieagenten die in Fryslân werken, de Friese taal in ieder geval kunnen verstaan. Passieve en actieve beheersing van het Fries verdienen meer aandacht en politiemedewerkers zullen ondersteund moeten worden bij het verwerven van kennis van het Fries (zie ook par. A4.46-A4.48). 70

A4.23 Verder wordt gewerkt aan de totstandkoming van klachtenregelingen in andere sectoren die voor burgers van belang zijn. Daarbij wordt het aspect van de Friese taal meegenomen. Zo zijn in de Bestuursafspraak Friese taal en cultuur 2001 Rijk en Provincie Fryslân het volgende overeengekomen. Beide partijen zullen bevorderen dat in de klachtenregelingen van door het Rijk en de Provincie Fryslân gesubsidieerde instellingen in de welzijns- en gezondheidssector, die hun werkterrein in de provincie Fryslân hebben, aandacht aan de positie van de Friese taal wordt besteed (BA 7.7).

A4.24 In artikel 7.10 van het Uitvoeringsconvenant Friese taal en cultuur 2005 zijn het Rijk en de Provincie Fryslân overeengekomen dat de Provincie in samenwerking met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een model van een Friestalige klachtenregeling zal ontwerpen en deze vervolgens aanbieden aan de gesubsidieerde instellingen in de welzijns- en gezondheidssector die hun werkterrein (mede) in de provincie Fryslân hebben.

Artikel 4, tweede lid

A4.25 In Nederland fungeert de Nederlandse taal als bestuurs- en rechtstaal en als cultuur- en omgangstaal. Waar nodig treft Nederland passende maatregelen om ook het Fries toe te laten als taal in het publieke leven. Dit recht wordt territoriaal veelal beperkt tot het grondgebied van de Provincie Fryslân, aangezien dit het gebied is waar het Fries vanouds als cultuur- en omgangstaal in levend gebruik is. Op deze wijze wordt, rekening houdend met de specifieke omstandigheden, de volledige en daadwerkelijke gelijkheid bevorderd tussen de Friese minderheid en de meerderheid van de bevolking.

A4.26 Beheersing van de Friese taal door personeel werkzaam in overheidsinstellingen gevestigd in Fryslân is in toenemende mate een punt van aandacht in het beleid van de verschillende overheden. Immers, op die wijze wordt Friezen de mogelijkheid geboden om zich desgewenst in hun eigen taal tot overheidsinstanties te richten. Ten einde ervoor zorg te dragen dat zowel van huis uit Friestaligen als niet-Friestaligen in aanmerking kunnen blijven komen voor overheidsfuncties in Fryslân, wordt op veel plaatsen aan personeel in dienst van de overheid de mogelijkheid geboden om een cursus Fries te volgen op kosten van de werkgever.

A4.27 Voor verschillende functies bij overheidsinstanties in Fryslân wordt beheersing van de Friese taal noodzakelijk geacht, met name in functies waarin het personeel in veelvuldig in contact komt met de burger. Daarover zijn in de Bestuursafspraak Friese taal en cultuur 2001 afspraken gemaakt. Die afspraken strekken zich ook uit tot andere sectoren, waaronder de gesubsidieerde instellingen in de welzijns- en gezondheidssector. In onderstaande paragrafen zal hier nader op worden ingegaan:

-
-
-

A4.28 Rechtspraak en rechtsverkeer. In artikel 3.7 van de Bestuursafspraak Friese taal en cultuur 2001 hebben het Rijk en de Provincie Fryslân nadere afspraken gemaakt over cursussen Fries voor personeelsleden met een baliefunctie, werkzaam bij de rechtbank in Leeuwarden. Sinds 2000 kunnen alle medewerkers van de gerechten in de provincie Fryslân die hun passieve dan wel actieve kennis van de Friese taal willen vergroten, op individuele basis gebruik maken van het cursusaanbod van de Afûk te Leeuwarden. 71

A4.29 In artikel 3.7 van het Uitvoeringsconvenant Friese taal en cultuur 2005 zijn het Rijk en de Provincie Fryslân overeengekomen dat de Minister van Justitie ervoor zorg zal dragen dat de mogelijkheid om een cursus Friese taal te volgen tevens onder de aandacht van andere juridische beroepsgroepen in de provincie Fryslân, zoals deurwaarders en advocaten, wordt gebracht.

A4.30 In artikel 3.8 van het Uitvoeringsconvenant Friese taal en cultuur 2005 zijn het Rijk en de Provincie Fryslân overeengekomen dat de Provincie Fryslân het bestaande beleid betreffende het subsidiëren van door de Afûk verzorgde cursussen Fries voor medewerkers in dienst van de gerechten in Fryslân voortzet. Verder wordt in de in 2004 door de Provincie Fryslân uitgebrachte brochure over de Friese taal ingegaan op het vanzelfsprekende gebruik van de Friese taal in de rechtszaal. 72

A4.31 Volgens de Rechtbank Leeuwarden kunnen de in Fryslân werkzame leden van de rechterlijke macht vrijwel allen, een uitzondering moet worden gemaakt voor pas benoemde niet van huis uit Friestalige rechters, het Fries redelijk tot goed verstaan. 73 Inschakeling van tolken tijdens zittingen is dan ook niet gebruikelijk. Voor de strafrechter werd in de periode 2002-2005 slechts eenmaal gebruik gemaakt van de diensten van een tolk Friese taal.

A4.32 Vanaf 2004 vormt de cursus Friese taal een verplicht onderdeel van het introductieprogramma voor nieuwe rechters en medewerkers van de rechtbank. Voor rekening van de werkgever kunnen individuele werknemers van de Friese gerechten gebruik maken van het cursusaanbod van de Afûk.

A4.33 In de periode 2002-2005 is tweemaal een cursus Fries georganiseerd. In 2002 werd daar door acht werknemers aan deelgenomen en in 2004 waren er vijf deelnemers. In 2006 namen 18 medewerkers van rechtbank Leeuwarden, het gerechtshof Leeuwarden en het ressortparket Leeuwarden deel aan een interne cursus Fries. In de personeelsadvertenties voor de rechterlijke macht en gerechtsambtenaren wordt standaard een zinsnede over het beheersen van de Friese taal opgenomen.

A4.34 Openbaar bestuur en politie. In de Bestuursafspraak Friese taal en cultuur 2001 zijn Rijk en de Provincie Fryslân het volgende overeengekomen. Beide partijen bevorderen gezamenlijk dat personeelsleden met een baliefunctie, werkzaam bij een (semi-)overheidsinstelling in de provincie Fryslân (provincie, gemeenten, gedeconcentreerde rijksdiensten, waterschappen) cursussen Fries krijgen aangeboden om de actieve kennis van de Friese taal te vergroten (BA 4.5).

A4.35 In het Uitvoeringsconvenant Friese taal en cultuur 2005 is overeengekomen dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bevordert dat ministeries met gedeconcentreerde rijksdiensten in Fryslân de mogelijkheid tot het volgen van cursussen ter vergroting van de actieve kennis van de Friese taal onder de aandacht van deze rijksdiensten brengen. De Provincie Fryslân onderneemt eenzelfde activiteit in de richting van de eigen provinciale diensten, de Friese gemeenten en Wetterskip Fryslân (Uitvoeringsconvenant 4.7 en 4.8).

A4.36 Ten tijde van de opstelling van dit rapport was geen informatie beschikbaar op welke wijze gedeconcentreerde rijksdiensten invulling geven aan de bepaling in de Bestuursafspraak Friese taal en cultuur 2001 betreffende het aanbieden van cursussen Fries aan personeelsleden met een baliefunctie.

A4.37 Bij de Provincie Fryslân wordt beheersing van de Friese taal door het ambtelijk personeel gezien als belangrijk punt in het interne taal- en personeelsbeleid. In dat verband kan worden opgemerkt dat de Provincie Fryslân bij werving van nieuw personeel standaard in oproepen voor vacatures, geplaatst op de website en/of in dag- en weekbladen, aangeeft dat personen die het Fries beheersen of de bereidheid hebben om het Fries te leren, uitdrukkelijk uitgenodigd worden om te solliciteren. Ook een aantal gemeenten kent een dergelijk beleid. Deels verschijnen vacatureoproepen in de Friese taal. De meeste Friese gemeenten maken overigens in hun vacatureoproepen niet expliciet melding van de wenselijkheid om de Friese taal te kennen dan wel de bereidheid om Fries te leren.

A4.38 Om een actueel beeld te krijgen van de beheersing en het schriftelijk gebruik van de Friese taal in de eigen provinciale organisatie, heeft de Provincie Fryslân in 2004 een enquête gehouden onder de provinciale medewerkers. Daaruit kwam naar voren dat 90% van de respondenten aangaf het Fries goed/zeer goed te verstaan; 65% kan het Fries goed/zeer goed lezen. Wat de actieve beheersing betreft, gaf 53% van de respondenten aan het Fries goed/zeer goed te spreken, terwijl 15% liet weten het Fries goed/zeer goed te kunnen schrijven. Ten slotte kan 23%, volgens eigen zeggen, het Fries redelijk schrijven.

A4.39 Verder kwam uit de enquête naar voren dat 80% van de respondenten nimmer een Friestalige tekst produceert. Door 16% van de respondenten wordt in beperkte mate van het Fries gebruik gemaakt: tussen de 1 en 25% van de door hen geschreven teksten is in het Fries gesteld. Voor 1% van de respondenten geldt dat 51-75% van de geschreven teksten in het Fries zijn opgesteld. Voor 1,6% van de respondenten geldt dat bijna alle door hen geschreven teksten in het Fries zijn: nl. tussen de 76-100%. Anders gezegd, ongeveer 4% van de respondenten produceert geregeld – d.w.z. in meer dan een kwart van de gevallen – stukken in het Fries. Zeven procent van de teksten die binnen het provinciale ambtelijke apparaat worden geschreven, zijn Friestalig. 74

A4.40 Uit deze enquête onder provincieambtenaren bleek verder dat 20% van de 714 respondenten een cursus Fries verstaan, lezen en spreken heeft gevolgd. Een cursus Fries schrijven is door 14% van de respondenten gevolgd. In totaal heeft 66% van het provinciepersoneel volgens deze enquête uit 2004 niet deelgenomen aan een cursus Fries. Dat staat overigens een actieve beheersing van het Fries door provincieambtenaren niet in de weg (vgl. par. A4.38).

A4.41 Volgens opgave van de Provincie Fryslân maakten in de jaren 2003-2005 verschillende provinciale ambtenaren gebruik van de mogelijkheid om voor rekening van de werkgever hun kennis van de Friese taal te verbeteren. Daarbij gaat het om door de Afûk gegeven cursussen Fries verstaan en lezen, een intensieve cursus verstaan, lezen en spreken, een onderdompelingscursus Fries, zoals die jaarlijks op Terschelling wordt georganiseerd, en de leergangen Fries A en B.

A4.42 In 2002-2003 namen 36 provincieambtenaren deel aan één van de cursussen Fries. In 2003-2004 ging het om 33 ambtenaren. Het jaar daarop, 2004-2005, was een sterke stijging zichtbaar: 110 ambtenaren gingen naar een cursus Fries. Van hen volgden 28 ambtenaren een cursus Fries spreken, 15 een cursus Fries verstaan en lezen, 2 namen deel aan een intensieve spoedcursus, 34 ambtenaren volgden de leergang Fries A en één ambtenaar nam deel aan de vervolgopleiding, de leergang Fries B. 75

A4.43 Hoewel de Bestuursafspraak naar zijn aard alleen geldt tussen het Rijk en de Provincie Fryslân, wordt ook door gemeenten en het Wetterskip Fryslân ruimte geboden om cursussen Fries te volgen.

A4.44 Het Wetterskip Fryslân hanteert voor baliemedewerkers de functie-eis het Fries in woord en geschrift te beheersen. Daarnaast hebben de dijkgraaf, de secretaris-directeur, twee leden van het managementteam en twee medewerkers van de afdeling Communicatie in 2005 een cursus Fries (verstaan en lezen) gevolgd. 76

A4.45 Uit de productverslagen van de Afûk over de jaren 2002-2006 blijkt, volgens mededeling van de Provincie Fryslân, dat in totaal 353 gemeenteambtenaren en gemeentelijke bestuurders hebben deelgenomen aan een van de cursussen Fries. Deze gegevens zijn niet uitgesplitst naar de verschillende soorten cursussen.

Gemeenten

2001/02

2002/03

2003/04

2004/05

2005/06

Achtkarspelen

7

Boarnsterhim

7

Dantumadeel

32

Dongeradeel

47

Ferwerderadiel

17

Franekeradeel

19

Leeuwarden

7

7

69

5

1

Leeuwarderadeel

20

Menaldumadeel

9

Opsterland

32

Skarsterlân

7

8

4

Smallingerland

16

Sneek

10

5

4

Tytsjerksteradiel

12

Wûnseradiel

8

Alle gemeenten

21

50

119

141

22

Bron: productverslag Afûk 2002-2006 (volgens gegevens Provincie Fryslân)

A4.46 In de Bestuursafspraak Friese taal en cultuur 2001 zijn het Rijk en de Provincie Fryslân overeengekomen dat het Rijk bevordert dat ten behoeve van de beheersing van de Friese taal door het politiepersoneel in de provincie Fryslân maatregelen getroffen worden. Het politiepersoneel krijgt cursussen Fries aangeboden om zijn passieve dan wel actieve kennis van de Friese taal te vergroten (BA 4.4).

A4.47 In het Uitvoeringsconvenant Friese taal en cultuur 2005 is overeengekomen dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bevordert dat cursussen Fries worden opgenomen in de opleidingsplannen van de desbetreffende politiekorpsen (Uitvoeringsconvenant 4.6).

A4.48 Tot nu toe kent het jaarlijkse opleidingsplan van Politie Fryslân geen onderdeel of passage inzake de Friese taal. Politie Fryslân merkt op dat medewerkers die hun kennis van de Friese taal willen vergroten, in de gelegenheid worden gesteld om een cursus bij de Afûk te volgen. Hoe frequent in de afgelopen jaren van deze mogelijkheid gebruik is gemaakt, wordt door Politie Fryslân niet bijgehouden. 77 Uit de productverslagen van de Afûk 2002-2006, verstrekt aan de Provincie Fryslân, blijkt dat vanwege Politie Fryslân één persoon heeft deelgenomen aan een cursus Fries. Dat was in 2005/06. 78

A4.49 Economisch en sociaal leven. In artikel 7.5 van het Uitvoeringsconvenant Friese taal en cultuur 2005 zijn het Rijk en de Provincie Fryslân overeengekomen dat de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport bevordert dat in het werkprogramma van de Inspectie voor de Volksgezondheid systematisch aandacht wordt besteed aan het gebruik van het Fries door de welzijns- en zorginstellingen in Fryslân. De Provincie Fryslân heeft een stuurgroep ‘Fries in de Zorg’ ingesteld, die gedurende vier jaar (2004-2007) als voortrekker en initiatiefnemer zal functioneren als het om het bevorderen van de positie van het Fries binnen de gezondheidssector gaat.

A4.50 In artikel 7.11 van het Uitvoeringsconvenant Friese taal en cultuur 2005 zijn het Rijk en de Provincie Fryslân het volgende overeengekomen. De Provincie Fryslân gaat – in samenwerking met de stichting Partoer, Centrum voor Maatschappelijke Ontwikkeling in de provincie Fryslân – na op welke wijze kan worden bevorderd dat de Friese taal wordt opgenomen in de beleidsplannen en verslaglegging van belangenorganisaties op het gebied van het welzijn en de gezondheid die werkzaam zijn in de provincie Fryslân.

A4.51 In artikel 7.12 van het Uitvoeringsconvenant Friese taal en cultuur 2005 zijn het Rijk en de Provincie Fryslân ten slotte het volgende overeengekomen. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gaat, als coördinerend minister voor het beleid inzake de Friese taal, samen met de Provincie Fryslân na welke projecten ter versterking van de positie van de Friese taal in de economische en sociale sector in aanmerking zouden kunnen komen voor subsidiëring of andere vormen van stimulering.

A4.52 In de concessies openbaar vervoer Noord- en Zuidwest-Fryslân, alsmede Ameland, Schiermonnikoog en Terschelling, zoals die in 2001 door Gedeputeerde Staten van Fryslân zijn verleend aan resp. NoordNed Personenvervoer BV en Arriva Personenvervoer Nederland BV, is in de eisen die aan het personeel gesteld worden, voor het eerst een artikel opgenomen dat actieve kennis van de Nederlandse taal vraagt, alsmede passieve kennis van het Engels en Fries (op het vasteland) resp. Duits, Engels en Fries (op Terschelling). 79

A4.53 Op dit moment heeft de Provincie Fryslân 10 verschillende concessies uitgegeven voor het verrichten van openbaar vervoer binnen de provincie. In al die concessies zijn bepalingen opgenomen over het gebruik van de Friese taal. De bepalingen zijn opgenomen in de Programma’s van Eisen en/of de bestekken voor de openbare aanbestedingen, die vanaf de gunning onderdeel uitmaken van de concessies.

A4.54 Daarmee is prioriteit gegeven aan het opnemen van de functie-eis van het passief beheersen van de Friese taal voor personen werkzaam in het openbaar vervoer in Fryslân.

Artikel 4, derde lid

A4.55 Maatregelen die erop gericht zijn een minderheid dezelfde rechten en vrijheden te laten uitoefenen als de meerderheid – zoals het gebruik van de eigen taal in het openbare leven of het deelnemen aan sociaal en cultureel leven – kunnen juist worden beschouwd als een uitvloeisel van het gelijkheidsbeginsel en zijn daarmee derhalve niet in strijd.

A4.56 De Algemene wet gelijke behandeling staat een zekere mate van voorkeursbehandeling toe als bepaalde groepen in een achterstandspositie verkeren. Artikel 2, derde lid, Awgb stelt daartoe: “Het in deze wet neergelegde verbod van onderscheid geldt niet, indien het onderscheid een specifieke maatregel betreft die tot doel heeft vrouwen of personen behorende tot een bepaalde etnische of culturele minderheidsgroep een bevoorrechte positie toe te kennen ten einde feitelijke nadelen verband houdende met de gronden ras of geslacht op te heffen of te verminderen en het onderscheid in een redelijke verhouding staat tot dat doel.”

A4.57 Voor het overige wordt verwezen naar het commentaar onder artikel 4, tweede lid.

Artikel 5

1. De Partijen verplichten zich ertoe de omstandigheden te bevorderen die voor personen die tot nationale minderheden behoren, noodzakelijk zijn om hun cultuur in stand te houden en tot ontwikkeling te brengen en om de wezenlijke elementen van hun identiteit, te weten hun godsdienst, taal, tradities en cultureel erfgoed te bewaren.

2. Onverminderd maatregelen genomen ingevolge hun algemene integratiebeleid, onthouden de Partijen zich van beleid of praktijken gericht op assimilatie tegen hun wil van personen die tot nationale minderheden behoren en beschermen zij deze personen tegen elk op een zodanige assimilatie gericht optreden.

Artikel 5, eerste lid

A5.1 Hierboven is al opgemerkt dat voor de Friezen in Nederland beheersing van de Friese taal wordt gezien als een belangrijk kenmerk voor zelfidentificatie als Fries of Friezin. Godsdienst of lidmaatschap van een specifiek kerkgenootschap speelt hierin geen rol, aangezien Friezen in dit opzicht niet wezenlijk verschillen van de rest van de Nederlandse bevolking (zie par. A3.7 en A3.8). Ook eigen tradities en cultureel erfgoed spelen geen dominante rol in de zelfidentificatie als Fries of Friezin.

A5.2 Nederland kent geen staatskerk of staatsreligie. Er bestaat ook geen officiële registratie of erkenning van godsdiensten. Het gelijkheidsbeginsel vereist dat godsdiensten en levensovertuigingen gelijk worden behandeld.

A5.3 De godsdienstvrijheid wordt beschermd door artikel 6 van de Grondwet, dat stelt:

1. Ieder heeft het recht zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.

2. De wet kan ter zake van de uitoefening van dit recht buiten gebouwen en besloten plaatsen regels stellen ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.

A5.4 Artikel 23 van de Grondwet geeft bovendien aan, dat op religieuze grondslag gestichte scholen die aan de wettelijke vereisten voldoen, op gelijke voet worden bekostigd als openbare scholen.

A5.5 Nederland kent twee officiële talen, het Nederlands en het Fries. In Afdeling 2.2 van de Algemene wet bestuursrecht is het gebruik van de Nederlandse en Friese taal in het bestuurlijk verkeer geregeld. Het recht op het gebruik van de Friese taal met bestuursorganen en onder hun verantwoordelijkheid werkzame personen is territoriaal beperkt tot de Provincie Fryslân. Wel wordt in sommige gevallen ook buiten Fryslân het gebruik van de Friese taal toegestaan, zoals bij de Nationale Ombudsman (zie ook par. A3.11 en A4.15-A4.20).

A5.6 Binnen de grenzen van de Provincie Fryslân is het ingevolge de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer toegestaan dat de Friese taal in het rechtsverkeer wordt gebruikt. Artikel 2 van deze wet stelt: “In alle gevallen, waarin iemand op een terechtzitting, welke gehouden wordt in de provincie Fryslân, van ambtswege het woord voert, dan wel verplicht is zich aan een verhoor te onderwerpen of bevoegd is het woord te voeren, is hij bevoegd zich te bedienen van de Friese taal.”

A5.7 Ook zijn in de Provincie Fryslân alle scholen voor basisonderwijs wettelijk verplicht om de Friese taal in het onderwijs op te nemen, tenzij scholen hiervoor ontheffing hebben gekregen van Gedeputeerde Staten van Fryslân. Een soortgelijke regeling geldt voor scholen voor voortgezet onderwijs, maar dan uitsluitend in de onderbouw. In de hogere klassen zijn scholen voor voortgezet onderwijs in de Provincie Fryslân niet verplicht het vak Fries aan te bieden. Wel kunnen leerlingen het Fries in de tweede fase van het voortgezet onderwijs kiezen, voor zover het bevoegd gezag dit vak aanbiedt. Daarnaast is het mogelijk om op deze scholen het vak Fries als eindexamenvak te kiezen, voor zover uiteraard het bevoegd gezag dit vak aanbiedt.

A5.8 Scholen voor basisonderwijs in de Provincie Fryslân hebben wettelijk de mogelijkheid om de Friese taal als voertaal in het onderwijs te gebruiken. Scholen voor voortgezet onderwijs hebben die mogelijkheid niet, tenzij het bevoegd gezag van de school daartoe een gedragscode vaststelt.

A5.9 Wettelijk wordt Friezen niets in de weg gelegd om eigen tradities en cultureel erfgoed te koesteren en te bewaren dan wel te innoveren.

A5.10 Aangezien Nederland in de 3e rapportage over toepassing van het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden uitgebreid heeft gerapporteerd over culturele activiteiten en voorzieningen, inclusief de infrastructuur, wordt naar dit onderdeel van de Handvestrapportage (art. 12 Handvest) verwezen. Daar wordt ook een feitelijke beschrijving van de stand van zaken gegeven.

Artikel 5, tweede lid

A5.11 Het algemene integratiebeleid van Nederland richt zich niet op de Friezen als leden van een nationale minderheid in de zin van het Kaderverdrag. Nederland hanteert dan ook geen beleid of praktijken gericht op assimilatie van Friezen.

A5.12 Overigens is de Nederlandse rechtsstaat mede gebaseerd op respect voor fundamentele rechten en vrijheden. Grondrechtelijke vrijheden zien ook op de bescherming van cultuur en tradities van minderheidsgroepen in de samenleving.

Artikel 6

1. De Partijen stimuleren een geest van verdraagzaamheid en interculturele dialoog en nemen doeltreffende maatregelen ter bevordering van wederzijds respect en begrip en van de samenwerking tussen allen die op hun grondgebied wonen, ongeacht hun etnische, culturele, linguïstische of godsdienstige identiteit, met name op het terrein van onderwijs, cultuur en de media.

2. De Partijen verplichten zich ertoe passende maatregelen te nemen om personen te beschermen die het voorwerp zijn van bedreigingen of discriminerende gedragingen, vijandigheid of geweld als gevolg van hun etnische, culturele, linguïstische of godsdienstige identiteit.

Artikel 6, eerste lid

A6.1 Tolerantie, interculturele dialoog en wederzijdse acceptatie zijn onmisbare elementen voor een vreedzaam samenleven van mensen met verschillende culturele achtergronden. Dit is een van de belangrijkste doelen van het beleid van de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie (zie ook par. A6.14). Alleen langs deze weg kan een positief sociaal klimaat tot stand worden gebracht waarvan ook alle Nederlanders, dus met inbegrip van de Friezen, zullen profiteren.

A6.2 Verschillende vakministers, zoals de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, hebben op dit terrein een eigen verantwoordelijkheid. In het Besluit vernieuwde kerndoelen WPO (Stb. 2005, 551) is als 38e kerndoel opgenomen: “De leerlingen leren hoofdzaken over geestelijke stromingen die in de Nederlandse multiculturele samenleving een belangrijke rol spelen, en ze leren respectvol om te gaan met verschillen in opvattingen van mensen.” In het verlengde van de wettelijke kerndoelen en eindtermen zijn scholen als onderdeel van het curriculum dan ook verplicht te kijken naar racisme en onverdraagzaamheid en het belang om dit te bestrijden.

A6.3 Het wettelijk voorschrijven van de wijze waarop in scholen in Nederland ‘mensenrechten’ worden onderwezen, is echter in strijd met de grondwettelijk vastgelegde vrijheid van onderwijs. Bovendien geeft Nederland er de voorkeur aan dat mensenrechten worden onderwezen in een bredere context, t.w. als onderdeel van alle relevante vakken, en derhalve niet als afzonderlijk vak.

A6.4 In Nederland hebben ouders de vrijheid om zelf te bepalen op welke school hun kinderen gaan. De meeste ouders kiezen ervoor hun kind te sturen naar een school in de eigen buurt. Sommige wijken hebben een hoog percentage inwoners die niet zelf in Nederland geboren zijn, of van wie hun ouder(s) niet in Nederland geboren is/zijn. Deze situatie weerspiegelt zich in de leerlingenpopulatie van scholen.

A6.5 Om die reden is de Nederlandse regering erop gespitst dat er meer gemengde scholen zijn, ondanks het feit dat ouders de vrijheid hebben om zelf een school voor hun kinderen te kiezen. Afspraken daarover komen op lokaal niveau tussen scholen en gemeenten tot stand. Sinds 1 augustus 2006 zijn alle scholen verplicht om aan te geven hoe ze een aandeel leveren in de bestrijding van segregatie. De Onderwijsinspectie ziet erop toe dat scholen een passende bijdrage leveren. Een kenniscentrum helpt scholen bij de bevordering van diversiteit en de bestrijding van segregatie op scholen.

A6.6 De Nederlandse regering hecht verder groot belang aan het werk van het Meldpunt Discriminatie Internet (www. meldpunt.nl). Het MDI werd in 1997 opgericht om discriminatie op het Nederlandse gedeelte van het Internet te helpen voorkomen en bestrijden. In de daaropvolgende jaren is het MDI meegegroeid met het Internet en uitgegroeid tot een professionele organisatie die op verschillende manieren bijdraagt aan de bestrijding van online discriminatie.

A6.7 Toen het Internet in de loop van de jaren negentig van de vorige eeuw in rap tempo groeide, bleek het Internet ook populair te zijn voor het doen van racistische en discriminerende uitlatingen. Om die uitingen succesvol aan te pakken, was specifieke expertise noodzakelijk. Het MDI heeft uitgebreide juridische kennis op het gebied van de discriminatiewetgeving en veel specialistische technische kennis over alle facetten van het Internet en kan mede daarom online discriminatie effectief bestrijden.

A6.8 Om discriminatie op het Internet zo effectief mogelijk te bestrijden, werkt het MDI nauw samen met instanties als Politie, Openbaar Ministerie en verschillende buitenlandse organisaties die zich bezighouden met de bestrijding van discriminatie op het Internet. Het MDI is ook medeoprichter van het International Network Against Cyberhate (INACH).

A6.9 Nederland blijft ook in de toekomst het MDI ondersteunen. De Nederlandse regering is zich bewust van het toenemend gebruik van Internet in het algemeen, en van het belang om discriminatie via dit medium te voorkomen. De Nederlandse regering is van oordeel dat het MDI een sleutelrol speelt in de bestrijding van discriminatie op internet. Om die reden is de financiële steun van de regering in de afgelopen jaren omhooggegaan.

A6.10 Dit jaar is het Europees Jaar van de Interculturele Dialoog 2008. De EU wil hiermee de kennis van alle inwoners van de lidstaten vergroten in het omgaan met verschillende culturen. De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie, de Minister voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Staatssecretaris voor Europese Zaken deden woensdag 27 februari de officiële aftrap.

A6.11 Elke lidstaat organiseert een eigen Europees Jaar van de Interculturele Dialoog. De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie geeft een impuls aan de interculturele dialoog door op portiekniveau te stimuleren, dat migranten en autochtonen kleinschalige activiteiten gericht op het realiseren van een concreet, gemeenschappelijk doel ontplooien. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen zet de kracht van kunst en cultuur in, om de interculturele dialoog te bevorderen. De Staatssecretaris voor Europese Zaken en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen bevorderen de uitwisseling van kunst en cultuur met de herkomstlanden Turkije en Marokko.

Artikel 6, tweede lid

A6.12 De Nederlandse regering is voorstander van een integrale aanpak van racisme en van verwante vormen van discriminatie. Alles wel beschouwd komt racisme in veel gedaanten en vormen voor. Ook etnische minderheidsgroepen, of personen die daartoe behoren, kunnen zelf overgaan tot discriminatie van individuen of andere etnische groepen. Daarom gaan in Nederland maatregelen ter bestrijding van discriminatie van vrouwen of homoseksuelen, die soms afkomstig is van personen die tot etnische minderheden behoren, hand in hand met antiracismebeleid.

A6.13 Het bestrijden van alle vormen van discriminatie, met inbegrip van racisme, is een belangrijke prioriteit voor de Nederlandse regering. Dit probleem wordt momenteel op integrale wijze aangepakt, bestaande uit een groot aantal maatregelen gericht op:

-
-
-
-
-
-
-
-
-
-

A6.14 Verantwoordelijk voor de coördinatie van deze maatregelen gericht op racismebestrijding en de totstandkoming van een landelijk netwerk van antidiscriminatievoorzieningen is de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie, die in februari 2007 bij de totstandkoming van het huidige kabinet werd benoemd. Haar beleid richt zich op het versterken van de sociale cohesie en op de bevordering van economische, sociale en culturele participatie van etnische minderheidsgroepen in de samenleving. Het doel daarvan is de bevordering van een actief en gedeeld gevoel van burgerschap van alle mensen die in Nederland wonen, ongeacht hun huidskleur of cultuur. Daarnaast is het doel om aan mensen het gevoel te geven dat ze erbij horen.

A6.15 Het Nederlandse integratiebeleid wil zo breed mogelijk zijn. Echter, indien met generieke maatregelen de situatie van kansarmen en etnische minderheden niet verbeterd kan worden, wordt overgestapt op een gerichtere, op maat gesneden aanpak, waarmee oplossingen voor specifieke kwesties kunnen worden gevonden.

A6.16 In het geval van Roma en Sinti heeft de rijksoverheid een aantal taken en bevoegdheden overgedragen aan lokale overheden, deels omdat de gemeenschappen van Roma en Sinti zeer gering in aantal zijn en verspreid over het land wonen. Namens de Nederlandse regering biedt Forum, het Instituut voor Multiculturele Ontwikkeling, steun en expertise aan gemeenten aan.

A6.17 De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie wil gemeenten faciliteren bij de ontwikkeling van een meer coherente en meer gerichte aanpak inzake deze groep. Die aanpak zal deel uitmaken van het geïntegreerde antidiscriminatiebeleidsplan, dat na de zomer aan de Tweede Kamer zal worden aangeboden.

A6.18 De realisatie van een landelijk dekkend netwerk van antidiscriminatie-voorzieningen is voorzien in de loop van 2009. Het wetsvoorstel gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen is in april 2008 aan de Tweede Kamer verzonden. 80 Inwerkingtreding is beoogd in 2009. Verder is in de afgelopen jaren aanzienlijke vooruitgang geboekt bij zowel de registratie van incidenten als het monitoren van het registratieproces. De registratie van incidenten door het Openbaar Ministerie en de politie gebeurt in meer detail. Op dit moment is begonnen met de implementatie van een nieuw computersysteem bij de politie waarin beter geregistreerd kan worden.

A6.19 De politie beschikt over gegevens inzake racisme en rassendiscriminatie. Verschillende politieteams in Nederland zijn getraind in multi-etnische politiemethoden. Bij de Politieacademie is een Landelijk Expertise Centrum Diversiteit ondergebracht dat onder andere over discriminatie adviseert. Hieronder valt de ontwikkeling van specifieke actuele kennis over, en netwerken in, etnische gemeenschappen. Deze methoden blijken effectief te werken. Het bijeenbrengen van informatie verloopt beter en ook wordt bewerkstelligd dat adequate actie wordt ondernomen.

A6.20 Daarnaast subsidieert Nederland een aanzienlijk deel van het onderzoek naar aard en omvang van discriminatie. In dat verband wordt niet alleen gekeken naar de geregistreerde klachten, maar ook naar het gevoel van discriminatie dat onder de bevolking leeft. Een voorbeeld hiervan is de Monitor racisme en extremisme, die iedere twee jaar wordt uitgebracht door de Anne Frank Stichting in opdracht van de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie (de volgende onderzoeken in dit verband zijn voorzien voor 2009 en 2011). De Anne Frank Stichting was ook verantwoordelijk voor de Monitor Roma en Sinti uit 2004. Deze monitor wordt in opdracht van de Nederlandse regering opnieuw uitgevoerd in 2009.

Artikel 7

De Partijen waarborgen de eerbiediging van het recht van iedere persoon die tot een nationale minderheid behoort op vrijheid van vreedzame vergadering, vrijheid van vereniging, vrijheid van meningsuiting en vrijheid van denken, geweten en godsdienst.

A7.1 De vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van vereniging en de vrijheid van vergadering en betoging zijn vastgelegd in artikel 7, 8 en 9 van de Nederlandse Grondwet. De vrijheid van denken, geweten en godsdienst komt aan de orde in het commentaar onder artikel 8.

A7.2 Vrijheid van meningsuiting. Artikel 7 van de Nederlandse Grondwet luidt als volgt:

1. Niemand heeft voorafgaand verlof nodig om door de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.

2. De wet stelt regels omtrent radio en televisie. Er is geen voorafgaand toezicht op de inhoud van een radio- of televisieuitzending.

3. Voor het openbaren van gedachten of gevoelens door andere dan in de voorgaande leden genoemde middelen heeft niemand voorafgaand verlof nodig wegens de inhoud daarvan, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. De wet kan het geven van vertoningen toegankelijk voor personen jonger dan zestien jaar regelen ter bescherming van de goede zeden.

4. De voorgaande leden zijn niet van toepassing op het maken van handelsreclame.

A7.3 Vrijheid van vereniging. Artikel 8 van de Grondwet luidt als volgt:

Het recht tot vereniging wordt erkend. Bij de wet kan dit recht worden beperkt in het belang van de openbare orde.

A7.4 Vrijheid van vergadering en betoging. Artikel 9 van de Grondwet luidt als volgt:

1. Het recht tot vergadering en betoging wordt erkend, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.

2. De wet kan regels stellen ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.

A7.5 Deze rechten gelden vanzelfsprekend eveneens voor leden van de Friese minderheid, ook waar het in dit verband het gebruik van de Friese taal betreft.

A7.6 Inzake het gebruik van de Friese taal in de media wordt verwezen naar het commentaar onder artikel 9 van deze rapportage.

A7.7 Inzake het recht tot vereniging zij opgemerkt dat eerder al in deze rapportage (in par. 3.2.7) melding is gemaakt van het volgende. Met ingang van 1 februari 2002 is het mogelijk om statuten van Friese verenigingen en stichtingen in het Fries op te stellen. Daarvoor had alleen de Nederlandse tekst van de statuten rechtsgeldigheid. Een Friese tekst had enkel interne werking en werd dan ook niet als zodanig ingeschreven in de openbare registers. Sinds 2002 kan in veel gevallen worden volstaan met een Friese tekst, die in die vorm ook wordt ingeschreven in het Handelsregister. Op deze verandering wordt in de volgende paragrafen nader ingegaan.

A7.8 Op 1 februari 2002 is de Wet van 22 november 2001, houdende invoering van de mogelijkheid om de statuten van Friese verenigingen en stichtingen in het Fries op te stellen, van kracht geworden (Stb. 2001, 574). De wet houdt in dat van verenigingen en stichtingen met statutaire zetel in de provincie Fryslân de statuten mogen worden opgesteld in de Friese taal en ingeschreven in de openbare registers als daarbij een Nederlandse vertaling is gevoegd. Aan het laatste vereiste behoeft niet te worden voldaan als het om verenigingen en stichtingen gaat die hun werkzaamheden geheel of nagenoeg geheel in de provincie Fryslân verrichten. Als een belanghebbende die de Friese taal niet machtig is, een Nederlandse vertaling wenst van de akten van de betreffende verenigingen en stichtingen, verschaft de stichting of vereniging een Nederlandse vertaling die door een notaris vervaardigd en voor overeenstemmend verklaard is.

A7.9 Als gevolg van de Wet van 22 november 2001 luiden artikel 27, tweede lid (inzake verenigingen) en artikel 286, tweede lid (inzake stichtingen) van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek als volgt:

27.2 De akte wordt verleden in de Nederlandse taal. Indien de vereniging haar zetel heeft in de provincie Fryslân kan de akte in de Friese taal worden verleden. Een volmacht tot medewerking aan de akte moet schriftelijk zijn verleend.

286.2 De akte moet worden verleden in de Nederlandse taal. Indien de stichting haar zetel heeft in de provincie Fryslân kan de akte in de Friese taal worden verleden. Een volmacht tot medewerking aan de akte moet schriftelijk zijn verleend. De stichting kan worden opgericht bij openbaar testament dat in een andere taal dan de Nederlandse of Friese taal is verleden; de statuten van de stichting moeten ook dan in de Nederlandse of Friese taal luiden.

De statuten die deel uitmaken van de oprichtingsakte van een vereniging of stichting, moeten voldoen aan een aantal bij wet voorgeschreven vormvereisten, die deels ook het gebruik van de Friese taal regarderen.

A7.10 Begin 2007 stonden er volgens de Kamer van Koophandel in Leeuwarden ongeveer 30 Friestalige statuten ingeschreven in het Handelsregister. Niet duidelijk is of in deze telling alleen de uitsluitend ééntalig in het Fries gestelde statuten zijn meegenomen, of dat onder dit aantal ook nieuwe tweetalige statuten zijn begrepen. 81

A7.11 Eveneens als gevolg van de Wet van 22 november 2001 is de Wet houdende bepalingen omtrent beëdigde vertalers, aangepast. 82 Aan artikel 8, eerste lid van laatstgenoemde wet zijn drie volzinnen toegevoegd, die luiden: ‘Indien het betreft een notariële akte in de Friese taal van oprichting van een vereniging of stichting dan wel houdende de statuten van een dergelijk rechtspersoon, kan worden volstaan met een letterlijke vertaling in het Nederlands vervaardigd en voor overeenstemmend verklaard door een notaris voor wie de akte is verleden. Van een vertaling in het Nederlands kan worden afgezien indien de vereniging of stichting haar werkzaamheden geheel of nagenoeg geheel in de provincie Fryslân verricht. Wanneer een belanghebbende die de Friese taal niet machtig is een Nederlandse vertaling wenst van de akten van laatstgenoemde stichtingen of verenigingen, verschaft deze stichting of vereniging een Nederlandse vertaling die door een notaris vervaardigd en voor overeenstemmend verklaard is.’

Artikel 8

De Partijen verplichten zich ertoe te erkennen dat iedere persoon die tot een nationale minderheid behoort het recht heeft zijn of haar godsdienst of levensovertuiging tot uiting te brengen en godsdienstige instellingen, organisaties en verenigingen op te richten.

A8.1 De vrijheid van denken, geweten en godsdienst is in Nederland vastgelegd in artikel 6 van de Grondwet. Die bepaling luidt als volgt:

1. Ieder heeft het recht zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.

2. De wet kan ter zake van de uitoefening van dit recht buiten gebouwen en besloten plaatsen regels stellen ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.

Deze rechten gelden vanzelfsprekend eveneens voor leden van de Friese minderheid, ook waar het in dit verband het gebruik van de Friese taal in de eredienst betreft.

A8.2 Hierboven is al opgemerkt dat voor de Friezen in Nederland beheersing van de Friese taal wordt gezien als een belangrijk kenmerk voor zelfidentificatie als Fries of Friezin. Godsdienst of lidmaatschap van een specifiek kerkgenootschap speelt hierin geen rol, aangezien Friezen in dit opzicht niet wezenlijk verschillen van de rest van de Nederlandse bevolking (zie par. A3.7 en A5.1).

A8.3 Binnen de Friese kerken van de Protestantse Kerk in Nederland 83 worden de diensten veelal in het Nederlands gehouden. Wel worden elke zondag verspreid over de Provincie Fryslân kerkdiensten in de Friese taal gehouden. In de kleinere protestantse kerken en in de Rooms-Katholieke kerken in Fryslân is het aantal Friestalige vieringen veel beperkter.

A8.4 Het in 1908 opgerichte protestantse Kristlik Frysk Selskip stelde zich als vereniging van Friestalige protestanten aanvankelijk ten doel om het gebruik van de Friese taal in het maatschappelijk leven in de ruimste zin van het woord te bevorderen. Na 1945 kwam de nadruk meer te liggen op de bevordering van de Friese taal in de eredienst van de protestantse kerken in Fryslân.

A8.5 In 1943 kwam de eerste volledige Friese Bijbelvertaling tot stand. Die werd voornamelijk in protestantse kring gebruikt. In 1978 kwam een tweede Friese Bijbelvertaling tot stand, die van meet af aan in alle kerken (protestants en katholiek) kon worden gebruikt. Van het Liedboek voor de Kerken verscheen in 1977 een Friese editie. Daarnaast wordt – mede op initiatief van het Kristlik Frysk Selskip – ook liturgisch materiaal in de Friese taal tot stand gebracht dat in Friestalige of tweetalige kerkdiensten kan worden gebruikt.

A8.6 In 1997 is het Roomsk Frysk Boun, de vereniging van katholieke Friezen, opgegaan in het Kristlik Frysk Selskip, nadat beide organisaties al geruime tijd hadden samengewerkt. Het werkterrein van het Kristlik Frysk Selskip is daarmee uiteraard ook verbreed tot de Rooms-Katholieke Kerk in Fryslân. Het Roomsk Frysk Boun was in 1917 opgericht.

A8.7 Op de mogelijkheid tot oprichting van protestantse en katholieke scholen is hierboven al ingegaan en ook op de plaats van de Friese taal op deze scholen. In principe is deze gelijk aan de positie van het Fries op openbare scholen in Fryslân. 84 Immers, voor zover deze scholen op gelijke voet worden bekostigd als openbare scholen – en dat geldt in Fryslân voor alle protestantse en katholieke scholen – gelden hier ook de wettelijke bepalingen inzake het Fries als vak en voertaal op basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs.

Artikel 9

1. De Partijen verplichten zich ertoe te erkennen dat het recht op vrijheid van meningsuiting van iedere persoon die tot een nationale minderheid behoort, mede omvat de vrijheid een mening te koesteren en informatie en denkbeelden in de minderheidstaal te ontvangen en te verstrekken zonder inmenging van de overheid en ongeacht grenzen. De Partijen dragen er zorg voor, binnen het kader van hun rechtsstelsel, dat personen die tot een nationale minderheid behoren niet worden gediscrimineerd bij hun toegang tot de media.

2. Het eerste lid belet de Partijen niet om radio- en televisieomroep- of bioscoopondernemingen zonder discriminatie en op basis van objectieve criteria aan een vergunningenstelsel te onderwerpen.

3. De Partijen belemmeren niet de oprichting en het gebruik van gedrukte media door personen die tot nationale minderheden behoren. In het wettelijk kader van de radio- en televisieomroep dragen zij, voor zover mogelijk en met inachtneming van de bepalingen van het eerste lid, er zorg voor dat personen die tot nationale minderheden behoren de mogelijkheid wordt geboden om hun eigen media op te richten en te gebruiken.

4. In het kader van hun rechtsstelsel nemen de Partijen passende maatregelen om de toegang tot de media voor personen die tot nationale minderheden behoren, te vergemakkelijken en om verdraagzaamheid te bevorderen en cultureel pluralisme mogelijk te maken.

Artikel 9, eerste lid

A9.1 Hierboven is onder artikel 7 al uiteengezet dat de vrijheid van meningsuiting in brede zin van het woord is gegarandeerd onder artikel 7 van de Grondwet. Vrijheid van meningsuiting geldt voor een ieder, d.w.z. niet alleen voor alle Nederlandse staatsburgers, en dus ook voor de Friezen, maar ook voor buitenlanders.

A9.2 In dit verband geldt eveneens de beschermende werking van artikel 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Het uiting geven aan en het ontvangen van ideeën en informatie kan in Nederland zonder enige wettelijke belemmering plaatsvinden in de Friese taal.

A9.3 De beide in Fryslân verschijnende provinciale dagbladen nemen inzake het gebruik van de Friese taal hun eigen verantwoordelijkheid. Het is hun beleid om, zij het op beperkte schaal, in redactionele artikelen gebruik te maken van de Friese taal. Deels heeft deze keuze te maken met het beleid van beide dagbladen om geïnterviewden in hun eigen taal, het Fries of het Nederlands, te citeren. Ook over Fries-culturele onderwerpen wordt vaak in het Fries bericht. Ingezonden brieven worden geplaatst in de taal die de briefschrijver hanteert, d.w.z. in het Nederlands, het Fries of een andere lokale taal die in Fryslân in levend gebruik is. Daarnaast verschijnen elke week in de weekendbijlagen meerdere bijdragen in de Friese taal. Deels hebben die weekendbijdragen een literair of columnistisch karakter. Deels gaan ze dieper in op Fries-culturele onderwerpen. Het gebruik van de Friese taal in redactionele artikelen blijft gemiddeld beperkt tot maximaal 5 procent per week. De invloed van of inmenging door de overheid op dit beleid is nihil.

A9.4 Verder wordt in dit artikellid in de tweede volzin vastgelegd dat Partijen, zonder enige discriminatie, ervoor zorg dragen dat personen behorend tot een nationale minderheid niet worden gediscrimineerd bij hun toegang tot de media. Van belang is hier de toevoeging van de woorden «binnen het kader van hun rechtsstelsel». Immers, in landen zoals Nederland is de toegang tot de media een zaak die slechts in zeer beperkte mate wordt beïnvloed door de overheid en, juist vanwege het respect voor de vrijheid van meningsuiting, voornamelijk wordt overgelaten aan de vrijheid van de mensen zelf. De mogelijkheden voor landen als Nederland om in dit verband regulerend op te treden zijn derhalve zeer beperkt.

Artikel 9, tweede lid

A9.5 Radio en televisie. Een uitzondering moet worden gemaakt voor radio en televisie, waar overheidsbemoeienis, bijvoorbeeld ten aanzien van de verlening van zendmachtigingen, is vereist. Het verlenen van zendmachtigingen gebeurt in Nederland zonder discriminatie en op basis van objectieve criteria.

A9.6 Voor leden van de Friese minderheid zijn met name de regionale en lokale publieke omroep in dit verband van belang. In de derde rapportage van Nederland in het kader van het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden wordt bij de bespreking van artikel 11 van het Handvest uitvoerig ingegaan op de verstrekking van zendmachtigingen voor regionale en lokale radio en televisie. Ook wordt daar ingegaan op het gebruik van de Friese taal in uitzendingen van de publieke regionale en lokale omroep. Om die reden wordt naar dit onderdeel van genoemde Handvestrapportage verwezen.

Artikel 9, derde lid

A9.7 Het verschil in overheidsbemoeienis ten aanzien van radio en televisie enerzijds en de overige media anderzijds, wordt eveneens gereflecteerd in het derde lid van artikel 9 van het Kaderverdrag. Met betrekking tot de gedrukte pers is slechts een onthoudingsplicht voor de overheid geformuleerd: de overheid dient de oprichting en het gebruik van dergelijke media door personen behorend tot een nationale minderheid niet te hinderen. Dit beginsel vloeit overigens reeds voort uit artikel 10 van het EVRM. Ten aanzien van radio en televisie wordt in een actievere rol voorzien (zie par. A9.16, A9.17 en A9.19-A9.21).

A9.8 Gedrukte media. In de eerste volzin van dit artikellid wordt ingegaan op de oprichting en het gebruik van de gedrukte media door personen die tot nationale minderheden behoren. Het Europees Handvest voor regionale talen of talen voor minderheden kent ter zake eveneens relevante bepalingen.

A9.9 Bij de aanvaarding van het Europees Handvest heeft Nederland geen bepalingen in het Europees Handvest met betrekking tot de geschreven media onderschreven (vgl. Handvest, art. 11, eerste lid, onderdelen e, f of g). In de Bestuursafspraak Friese taal en cultuur 2001 zijn het Rijk en de Provincie Fryslân echter overeengekomen om zich in te spannen dat er voldoende middelen zijn om een zo volledig en veelzijdig mogelijk aanbod van Friestalige geschreven media te realiseren (BA 5.5). Een deel van de gelden zijn afkomstig van de Provincie Fryslân, een ander deel van nationale fondsen, t.w. het Nederlands Literair Productie en Vertalingen Fonds.

A9.10 In die zin gaat Nederland in zijn beleid dus verder dan de minimumvoorwaarde genoemd in de eerste volzin van artikel 9, derde lid, van het Kaderverdrag, waar wordt gesteld dat de Partijen niet de oprichting en het gebruik van gedrukte media door personen die tot nationale minderheden behoren, mogen belemmeren.

A9.11 De Provincie Fryslân heeft op 5 juli 2005 besloten om het beleid inzake de Friestalige geschreven media, zoals daartoe eerder in 2001 werd besloten, vooreerst tot 1 januari 2007 voort te zetten. Voor na die datum is ondertussen een beleid voor de Friestalige geschreven media 2007-2010 vastgesteld. Voor de periode 2002-2006 was jaarlijks een bedrag van 226.890 euro beschikbaar. 85

A9.12 Artikel 6.4.6 van het Uitvoeringsconvenant Friese taal en cultuur 2005 legt vast dat de Provincie Fryslân, als onderdeel van het provinciaal beleid inzake het gebruik van de Friese taal in de geschreven media, tot en met 2005 aan de Afûk een tijdelijke subsidie verstrekt van jaarlijks 181.000 euro om jaarlijks vier thematijdschriften uit te geven die gratis worden verspreid. 86

A9.13 In artikel 6.4.7 van het Uitvoeringsconvenant Friese taal en cultuur 2005 is verder vastgelegd dat de Provincie Fryslân, als onderdeel van het provinciaal beleid betreffende het gebruik van de Friese taal in geschreven media tot en met 2006 een subsidie verstrekt aan het project F-side, waarbij per jaar minstens 25 volledig Friestalige pagina’s in de twee Friese provinciale dagbladen verschijnen. Daarmee was op jaarbasis in 2005 een bedrag van 117.832 euro gemoeid. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndiceerd.

A9.14 In artikel 6.4.8 van het Uitvoeringsconvenant Friese taal en cultuur 2005 is ten slotte vastgelegd dat de Provincie Fryslân, eveneens als onderdeel van het provinciaal beleid inzake het gebruik van de Friese taal in de geschreven media, tot en met 2005 een subsidie van jaarlijks 45.000 euro verstrekt aan het blad de Moanne, een algemeen-cultureel opinietijdschrift dat op zijn minst voor driekwart Friestalige teksten bevat.

A9.15 Zoals hiervoor reeds is vermeld hebben Gedeputeerde Staten van Fryslân in de notitie ‘Frysk Skreaune Media 2007-2010’ het tot dan gevoerde beleid met betrekking tot de Friestalige tijdschriften geëvalueerd en een besluit genomen welke Friestalige media de komende jaren financieel zullen worden gesteund. De komende vier jaar wordt de uitgave van de volgende tijdschriften (mede) mogelijk gemaakt:

De subsidiëring van de F-side, ca. twintig maal per jaar een pagina in de beide Friese dagbladen, wordt beëindigd. 87

A9.16 Radio en televisie. Ten aanzien van radio en televisie dienen Staten te garanderen dat personen behorend tot een nationale minderheid de mogelijkheid wordt verschaft tot het oprichten en gebruiken van eigen media. De toevoegingen «in het wettelijk kader» en «voor zover mogelijk» geven echter aan dat de Staten bij de wijze waarop aan deze verplichting invulling wordt gegeven de nodige vrijheid hebben. Dit onderscheid duidt op de relatieve schaarste aan beschikbare frequenties en de noodzaak van regulering op dat gebied. Het recht van personen die tot een nationale minderheid behoren om fondsen te werven voor de oprichting van media is niet uitdrukkelijk genoemd, aangezien dit vanzelfsprekend werd geacht.

A9.17 Ook in dit geval wordt verwezen naar de derde rapportage van Nederland in het kader van het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden (artikel 11 Handvest). Daar wordt uitvoerig ingegaan op de concessieverlening en op het gebruik van de Friese taal in uitzendingen van de publieke regionale en lokale omroep en op de mogelijkheden om de Friese taal te gebruiken in uitzendingen van commerciële omroepen. Overigens bestaan er geen Friestalige commerciële omroepen in Nederland. Verder wordt in de regionale commerciële omroep weinig of geen gebruik gemaakt van de Friese taal.

Artikel 9, vierde lid

A9.18 Verschillende maatregelen worden genomen om de toegang tot de media voor personen die tot de Friese minderheid behoren te vergemakkelijken. De hierboven genoemde overheidssubsidies voor Friese geschreven media zijn daar een voorbeeld van. Ook voorschriften inzake het gebruik van Nederlandse en Friese taal in televisieprogramma’s leveren in dat verband een belangrijke bijdrage. Op dit laatste punt wordt hieronder nader ingegaan.

A9.19 De Mediawet stelt, waar het gaat om het gebruik van de Nederlandse en Friese taal, enkele eisen aan televisieprogramma’s die voor deze rapportage van belang zijn. Zo bepaalt de Mediawet in artikel 54a, eerste lid, dat instellingen die zendtijd hebben verkregen ten minste vijftig procent van hun zendtijd voor televisie moeten besteden aan oorspronkelijk Nederlands- of Friestalige programma-onderdelen. Onder oorspronkelijk Nederlands- of Friestalige programma-onderdelen kunnen niet worden verstaan ‘in het Nederlands- of Fries ondertitelde of nagesynchroniseerde programma-onderdelen.’ ‘Gemengde programma-onderdelen’ zoals het dagelijkse televisiejournaal, zullen wel in hun geheel meegeteld mogen worden, tenzij de Nederlandse of de Friese taal daarin een zeer ondergeschikte plaats inneemt.’(vgl. Stb. 1992, 334, p. 28). 88 De bepaling in artikel 54a, eerste lid, van de Mediawet geldt voor de publieke omroep als geheel, dus zowel voor het landelijke net als ook voor de regionale en lokale omroepen. 89 De door het Commissariaat voor de Media opgestelde Beleidsregels programmaquota geven nadere uitwerking aan deze bepaling (zie par. A9.22 en A9.23).

A9.20 Over de bevordering van het gebruik van het Fries in commerciële radio- en televisieprogramma’s bevat de Mediawet een vergelijkbare bepaling. Artikel 71o van de Mediawet bepaalt dat

1 Het televisieprogramma van een commerciële omroepinstelling bestaat voor ten minste veertig procent uit oorspronkelijk Nederlands- of Friestalige programma-onderdelen.

2 Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald welk percentage van de in het eerste lid bedoelde programma-onderdelen ten minste wordt voorzien van ondertiteling ten behoeve van mensen met een auditieve beperking.

3 Het Commissariaat voor de Media kan in bijzondere gevallen ten aanzien van een bepaalde commerciële omroepinstelling desgevraagd en onder voorwaarden de in het eerste en tweede lid bedoelde percentages lager stellen. 90

4 Het eerste lid is niet van toepassing op een programma voor bijzondere omroep. 91

Een en ander wordt nader uitgewerkt in de Beleidsregels programmaquota van het Commissariaat voor de Media.

A9.21 Verschillende artikelen van deze door het Commissariaat voor de Media op 18 december 2007 opnieuw vastgestelde Beleidsregels programmaquota (Stcrt. 2007, 249) zijn niet alleen van belang voor de regionale publieke omroep in de Friese taal. Ze zijn eveneens van belang voor commerciële omroep als het gaat om oorspronkelijk Nederlands- of Friestalig programmaonderdelen bedoeld in art. 71o, eerste lid, van de Mediawet.

A9.22 Artikel 8 van de herziene Beleidsregels programmaquota bepaalt dat als oorspronkelijk Nederlands- of Friestalige programmaonderdelen, bedoeld in artikel 54a, eerste lid, en artikel 71o, eerste lid, van de Mediawet mede worden aangemerkt:

a. programmaonderdelen die Nederlands- of Friestalig zijn ingesproken;

b. programmaonderdelen die onderdelen van niet oorspronkelijk Nederlands- of Friestalige programmaonderdelen bevatten, die in de Nederlandse of Friese taal worden begeleid door een presentator.

A9.23 Artikel 9 van de Beleidsregels programmaquota bepaalt:

1 Voor de vaststelling van het behaalde percentage oorspronkelijk Nederlands- of Friestalige programmaonderdelen bedoeld in artikel 54a en artikel 71o van de wet wordt uitgegaan van de totale hoeveelheid zendtijd per net en per kalenderjaar.

2 Voor de vaststelling van het behaalde percentage oorspronkelijk Nederlands- of Friestalige programmaonderdelen worden herhalingen van eerdere uitzendingen meegeteld.

Artikel 10

1. De Partijen verplichten zich ertoe te erkennen dat iedere persoon die tot een nationale minderheid behoort het recht heeft vrijelijk en zonder inmenging zijn minderheidstaal te gebruiken, in het privé-leven en in het openbaar, mondeling en in geschrifte.

2. In gebieden die van oudsher of in groten getale worden bewoond door personen die tot nationale minderheden behoren, streven de Partijen ernaar, indien die personen daarom verzoeken en wanneer een dergelijk verzoek in een werkelijke behoefte voorziet, voor zover mogelijk, de voorwaarden te waarborgen die het mogelijk maken de minderheidstaal te gebruiken in betrekkingen tussen die personen en de bestuurlijke instanties.

3. De Partijen verplichten zich ertoe het recht van iedere persoon die tot een nationale minderheid behoort te garanderen om onverwijld, in een taal die hij verstaat, op de hoogte te worden gesteld van de redenen voor zijn arrestatie en van de aard en de reden van een tegen hem ingebrachte beschuldiging en om zich in deze taal te verdedigen, indien nodig met kosteloze bijstand van een tolk.

Artikel 10, eerste lid

A10.1 In Nederland vloeit het gebruik van de Friese taal, zonder inmenging, zowel in de privé-sfeer als in het openbaar, voort uit artikel 7 van de Grondwet, waar de vrijheid van meningsuiting via de drukpers, via radio en televisie dan wel langs andere weg is gegarandeerd. Hierboven is in par. A7.5 al tot uitdrukking gebracht dat dit recht vanzelfsprekend eveneens voor leden van de Friese minderheid geldt, ook waar het in dit verband het gebruik van de Friese taal betreft.

A10.2 Met «in het openbaar» wordt bijvoorbeeld bedoeld in een openbare ruimte, buiten of in aanwezigheid van anderen. Maar dit duidt in geen geval op de betrekkingen met de overheid. Deze komen aan de orde in het tweede lid.

A10.3 In par. 3.5.7 en 3.5.8 wordt nader ingegaan op de opvattingen van de inwoners in Fryslân over het gebruik van de Friese taal in verschillende situaties en domeinen. Kortheidshalve wordt daarnaar verwezen.

A10.4 In gemengdtalige situaties – bijvoorbeeld vorig jaar tijdens een provinciale vergadering van de ANBO (de Algemene Bond van Nederlandse Ouderen) – komen overigens wel eens botsingen over, zo blijkt uit berichtgeving in de beide Friese dagbladen. Een en ander is een punt van aandacht voor de Provincie Fryslân. Soms worden klachten hierover op een hoger plan gebracht (vgl. par. A4.10-A4.14), overigens met een voor leden van de Friese minderheid niet altijd bevredigende afloop.

Artikel 10, tweede lid

A10.5 Het gebruik van de Friese taal in relatie tot bestuurlijke instanties is voorwerp van het tweede lid van dit artikel. Deze bepaling dekt niet alle betrekkingen tussen Friezen en de overheid. Het betreft hier slechts de bestuurlijke instanties.

A10.6 Ingevolge dit lid streven de Staten ernaar zoveel als mogelijk is de omstandigheden te verzekeren die het gebruik van minderheidstalen in het verkeer tussen personen behorend tot nationale minderheden en bestuurlijke instanties mogelijk zouden maken. De gekozen formulering laat de Staten een ruime beleidsmarge en is daarenboven nog eens van drie voorwaarden voorzien.

A10.7 Zo geldt dit streven alleen voor gebieden waarin personen behorend tot nationale minderheden traditioneel woonachtig zijn of waarin zij een substantieel deel van de bevolking uitmaken, wanneer deze personen zelf om het gebruik van de minderheidstaal verzoeken en tenslotte als een dergelijk verzoek beantwoordt aan een reële behoefte.

A10.8 Het begrip bestuurlijke instanties dient ruim te worden opgevat en bestrijkt onder andere ook het instituut van de Ombudsman. Het is aan de Staten zelf, om te bepalen in hoeverre aan al deze voorwaarden wordt voldaan. Naar het oordeel van de regering voldoen de Friezen in de Provincie Fryslân aan deze criteria.

A10.9 Het gebruik van de Friese taal in contact met bestuurlijke instanties is geregeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Deze wet is eerder al aan de orde gekomen in par. 3.2.5 en 3.2.6, in par. A3.11 en meer uitvoerig in par. A4.34-A4.48. Op het gebruik van de Friese taal in contact met de Nationale Ombudsman is eerder al ingegaan par. A4.15-A4.20.

A10.10 Aangezien Nederland in de 3e rapportage over toepassing van het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden uitgebreid heeft gerapporteerd over het gebruik van de Friese taal in contact met bestuurlijke instanties, inclusief de infrastructuur, wordt naar dit onderdeel van de Handvestrapportage (art. 10 Handvest) verwezen. Daar wordt ook een feitelijke stand van zaken gegeven.

Artikel 10, derde lid

A10.11 Het derde lid vertoont grote gelijkenis met het tweede lid van artikel 5 en het derde lid, onder a en onder e, van artikel 6 van het EVRM, waarin het recht van een ieder is neergelegd om onverwijld en in een taal die hij verstaat op de hoogte te worden gebracht van de redenen van zijn arrestatie en van de aard en reden van de tegen hem ingebrachte beschuldiging, alsmede het recht zich in die taal te verdedigen, indien nodig met kosteloze bijstand door een tolk.

A10.12 Dit lid beoogt geen extra rechten toe te kennen dan die reeds uit de genoemde bepalingen uit het EVRM voortvloeien. In de door Nederland afgelegde verklaring bij ratificatie van het verdrag wordt dit laatste ook tot uitdrukking gebracht.

A10.13 In strafzaken buiten de provincie Fryslân is dit recht neergelegd in artikel 12 van de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer, waar wordt gesteld: “Indien een verdachte of getuige tijdens het onderzoek ter terechtzitting in een strafzaak buiten de provincie Fryslân zich wil bedienen van het Fries en aannemelijk maakt dat hij zich in het Nederlands onvoldoende kan uitdrukken, bepaalt de rechter die de leiding van de zitting heeft, indien hij zulks wenselijk acht, dat bijstand wordt verleend door een tolk.”

A10.14 Voor terechtzittingen binnen de provincie Fryslân geldt een ruimer recht op het gebruik van de Friese taal. Zo zijn in de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer regels gegeven voor het gebruik van de Friese taal in strafrechtelijke, civiele en administratiefrechtelijke procedures voor zover de terechtzitting in de provincie Fryslân plaatsvindt. In deze procedures mogen processtukken, met uitzondering van dagvaardingen en telasteleggingen, in het Fries worden gesteld. Daarmee gaat de rechtspraktijk in Nederland verder dan is voorgeschreven onder artikel 10, derde lid, van het Kaderverdrag.

A10.15 Deze wet, oorspronkelijk in 1956 tot stand gekomen, werd in 1997 gewijzigd, op grond waarvan de gebruiksmogelijkheden voor de Friese taal in de rechtspraak zijn verruimd. Om die reden kunnen medewerkers van de gerechten in de Provincie Fryslân die hun passieve dan wel actieve kennis van de Friese taal willen vergroten, op individuele basis deelnemen aan cursussen Fries (zie par. A4.28-A4.33).

A10.16 Aangezien Nederland in de 3e rapportage over toepassing van het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden uitgebreid heeft gerapporteerd over het gebruik van de Friese taal in contact met rechterlijke autoriteiten, inclusief de infrastructuur, wordt naar dit onderdeel van de Handvestrapportage (art. 9 Handvest) verwezen. Daar wordt ook een feitelijke stand van zaken gegeven.

Artikel 11

1. De Partijen verplichten zich ertoe te erkennen dat iedere persoon die tot een nationale minderheid behoort, het recht heeft zijn geslachtsnaam en voornamen in de minderheidstaal te gebruiken en het recht heeft op officiële erkenning daarvan, overeenkomstig de in hun rechtsstelsel bepaalde modaliteiten.

2. De Partijen verplichten zich ertoe te erkennen dat iedere persoon die tot een nationale minderheid behoort, het recht heeft zichtbaar voor het publiek in zijn minderheidstaal tekens, inscripties en andere informatie van particuliere aard te tonen.

3. In gebieden die van oudsher in groten getale worden bewoond door personen die tot een nationale minderheid behoren, streven de Partijen ernaar, in het kader van hun rechtsstelsel, met inbegrip, indien van toepassing, van overeenkomsten met andere Staten en met inachtneming van hun specifieke omstandigheden, van oudsher bestaande plaatsnamen, straatnamen en andere voor het publiek bestemde topografische aanduidingen ook in de minderheidstaal aan te geven wanneer er voldoende vraag naar zulke aanduidingen bestaat.

Artikel 11, eerste lid

A11.1 Deze bepaling ziet op het gebruik van namen in de minderheidstaal. Ingevolge het eerste lid verbinden de Staten zich ertoe het gebruik van voor- en achternamen in de minderheidstaal en het recht op officiële status daarvan te erkennen. De uitoefening van dit recht geschiedt volgens in het recht van de betrokken staat vast te leggen modaliteiten. Daarbij kan en moet rekening worden gehouden met de van land tot land verschillende specifieke omstandigheden.

A11.2 Het gebruik van Friese voornamen ondervindt in Nederland geen enkele wettelijke belemmering. De overheid beschikt niet over een lijst van wel of niet toegelaten Friese voornamen. Wel bestaan er op het Internet verschillende overzichten van Friese voornamen om ouders desgewenst behulpzaam te zijn bij de keuze van een geschikte naam voor hun kinderen. Een van die lijsten is te vinden op de volgende website: http://www.heitenmem.nl/Namenkiezer/

A11.3 Het gebruik of de aanneming van achternamen in de Friese taal op verzoek van betrokkenen is niet alleen in het Kaderverdrag geregeld. Zij maakt ook – zij het als optie – onderdeel uit van het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden (artikel 10, vijfde lid, Handvest). Nederland heeft destijds bij ratificatie van het Handvest deze mogelijkheid onderschreven.

A11.4 Om uitvoering te geven aan deze keuze heeft Nederland in 2002 de regelgeving aangepast. Voor details hieromtrent wordt verwezen naar de 3e rapportage van Nederland in het kader van het Europees Handvest, en wel par. 8.126-8.135. Volgens opgave van het ministerie van Justitie worden er jaarlijks 10 tot 20 verzoeken om naamswijziging in het Fries ingediend. Hieraan zijn de gebruikelijke kosten voor naamswijziging verbonden.

Artikel 11, tweede lid

A11.5 Ingevolge het tweede lid verbinden de Staten zich het recht van leden van nationale minderheden te erkennen om uithangborden, opschriften en andere informatie van particuliere aard in de minderheidstaal aan te brengen. Deze bepaling laat de eventuele verplichting om dergelijke teksten ook in de officiële taal aan te brengen onverlet.

A11.6 Dit recht hangt sterk samen met de in artikel 7 van het Kaderverdrag opgenomen vrijheid van meningsuiting.

A11.7 Van dit recht wordt door de Friezen in Fryslân met name op het platteland gebruik van gemaakt. Friestalige bordjes die waarschuwen voor spelende kinderen zijn op veel plaatsen te vinden. Verder gebruiken sommige bedrijven het Fries op hun bedrijfsauto’s.

A11.8 In het nieuwe provinciale beleidsplan Friese taal 2008-2010 – dat als titel draagt: “Fan rjocht nei praktyk: taal tusken minsken” – wordt bepleit dat het Fries in het straatbeeld net zo gewoon wordt als het Baskisch in Baskenland of het Welsh in Wales. Hoe dit doel precies bereikt moet worden, staat overigens niet in het beleidsplan.

A11.9 Wel wil de provincie aan banken, supermarkten en restaurants vragen om voortaan meer het Fries te gebruiken bij alle opschriften en ook op menukaarten. De opschriften in het Provinciehuis zijn Friestalig of tweetalig, maar de in deze paragraaf genoemde opschriften vallen niet onder de werking van dit artikellid.

Artikel 11, derde lid

A11.10 Het derde lid heeft tot doel het eveneens in de minderheidstaal aanbrengen van plaatsnamen, straatnamen en andere topografische aanduidingen, bestemd voor het publiek, te bevorderen. Staten kunnen bij de uitvoering van dit beginsel rekening houden met de specifieke omstandigheden en het kader van hun eigen rechtsstelsel, met inbegrip van, voor zover van toepassing, verdragen met andere landen. Deze bepaling houdt geen officiële erkenning in van plaatsnamen in de minderheidstalen.

A11.11 Nederland kent op het terrein van plaatsnamen, straatnamen en andere topografische aanduidingen in de Friese taal een decennialange traditie. Sinds 1953 hanteert het Rijk als uitgangspunt, dat de lokale overheden in de provincie Fryslân zelf bevoegd zijn om de namen van dorpen, steden, straten, pleinen etc. vast te stellen in de Nederlandse en/of de Friese taal.

A11.12 Heeft een Friese gemeente deze namen officieel in het Fries vastgesteld, dan maken ook de rijksdiensten in hun correspondentie en documenten uitsluitend gebruik van de Friese benaming. Zijn deze namen officieel in het Nederlands of in beide talen vastgesteld, dan hanteren de rijksdiensten de Nederlandstalige benaming.

A11.13 In de afgelopen 25 jaar zijn verschillende Friese gemeenten overgegaan tot het vaststellen van eentalige benamingen in het Fries voor woonplaatsen en de naam van de gemeente zelf. Ook de naam van de Provincie Fryslân is sinds 1997 officieel eentalig in het Fries vastgesteld.

A11.14 Aangezien Nederland in de 3e rapportage over toepassing van het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden uitgebreid heeft gerapporteerd over het beleid en de ontwikkelingen ter zake, wordt naar dit onderdeel van de Handvestrapportage verwezen: zie art. 10, tweede lid, onderdeel g, van het Handvest (par. 8.76-8.99). Daar wordt ook een feitelijke beschrijving van de stand van zaken gegeven.

Artikel 12

1. De Partijen nemen, waar nodig, maatregelen op het terrein van onderwijs en onderzoek ter bevordering van de kennis van de cultuur, geschiedenis, taal en godsdienst van hun nationale minderheden, evenals van de meerderheid.

2. In dit verband bieden de Partijen onder meer voldoende mogelijkheden voor de opleiding van leerkrachten en toegang tot leerboeken en vergemakkelijken zij de contacten tussen leerlingen en leerkrachten van de verschillende gemeenschappen.

3. De Partijen verplichten zich ertoe gelijke kansen te bevorderen voor de toegang tot onderwijs op alle niveaus voor personen die tot nationale minderheden behoren.

A12.1 De artikelen 12, 13 en 14 hebben vanuit verschillende aanvliegroutes betrekking op onderwijsaangelegenheden die voor leden van nationale minderheden van belang zijn.

Artikel 12, eerste lid

A12.2 Artikel 12 beoogt via onderwijs en onderzoek de kennis inzake cultuur, geschiedenis, taal en religie van nationale minderheden, evenals van de meerderheid, te bevorderen.

A12.3 Aangezien Nederland in de 3e rapportage over toepassing van het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden uitgebreid heeft gerapporteerd over onderwijs in eigen geschiedenis en cultuur, wordt naar dit onderdeel van de Handvestrapportage verwezen: zie art. 8, eerste lid, onderdeel g, van het Handvest (par. 6.305-6.321). Daar wordt ook een feitelijke beschrijving van de stand van zaken gegeven, mede in het licht van nationale ontwikkelingen op het terrein van onderwijs in de Nederlandse geschiedenis en cultuur.

A12.4 In dat verband wordt in het rapport (par. 6.321 Handvestrapportage) de conclusie getrokken dat het onderwijs in Friese geschiedenis en cultuur geen specifieke aandacht krijgt in de Nederlandse regelgeving. In de praktijk van het onderwijs lijken Friese geschiedenis en cultuur evenmin veel aan bod te komen. Wel wordt op provinciaal niveau een inspanning ondernomen om Friestalig onderwijsmateriaal te ontwikkelen voor vakken als wereldoriëntatie, geschiedenis en cultuureducatie.

A12.5 Inzake het onderzoek op het terrein van cultuur, geschiedenis, taal en godsdienst van de Friezen speelt de Fryske Akademy als onderzoeksinstelling een belangrijke rol. Op de rol van de Fryske Akademy wordt in de Handvestrapportage uitgebreid ingegaan (zie par. 10.46-10.59 Handvestrapportage).

A12.6 Verder beschikt de Rijksuniversiteit Groningen over een leerstoel Friese taal- en letterkunde. Ook aan de Universiteit van Amsterdam en de Universiteit in Leiden zijn voorzieningen voor het vak Friese taal- en letterkunde. Sinds 1 juni 2003 beschikt de Universiteit Leiden over een bijzondere leerstoel Geschiedenis van de Friese landen in de Middeleeuwen (voor nadere details wordt verwezen naar par. 6.266-6.270 Handvestrapportage).

Artikel 12, tweede lid

A12.7 Het tweede lid van artikel 12 geeft een niet-limitatieve opsomming van instrumenten waarmee de doelstelling van het eerste lid kan worden bereikt. Specifiek worden in dit verband benoemd de voldoende mogelijkheid voor de opleiding van leerkrachten en toegang tot leerboeken.

A12.8 In de derde Handvestrapportage wordt in dit verband het volgende opgemerkt. De commissie van deskundigen van het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden heeft bij verschillende gelegenheden geconstateerd dat in de opleiding en bijscholing van docenten, waar het gaat om de Friese taal en cultuur, een grotere inspanning moet worden geleverd om de door Nederland aangegane Handvestverplichting in dezen ten volle na te komen (zie par. 6.323 en 6.324 Handvestrapportage).

A12.9 Die conclusie lijkt ook ondersteund te worden door bevindingen van de Onderwijsinspectie inzake het Fries in het voortgezet onderwijs. In een rapport uit 2006 van de Inspectie over de kwaliteit van het vak Fries in het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs wordt geconstateerd dat 40 procent van de leraren Fries op scholen voor voortgezet onderwijs niet bevoegd is voor dat vak 92 (zie voor verdere details par. 6.198 van de Handvestrapportage).

A12.10 Overigens is de Nederlandse regering van oordeel dat in formele zin amper sprake is van lacunes in de opleiding en bijscholing van docenten, waar het gaat om kennis van de Friese taal. Wel kan worden vastgesteld dat afspraken tussen Rijk en Provincie Fryslân in het kader van de Bestuurafspraak Friese taal en cultuur 2001 om de positie van het Fries in de opleidingen van docenten en leidsters te verbeteren, lang op invoering laten wachten (zie par. 6.357 Handvestrapportage).

A12.11 Wat het aanbod van leerboeken en ander lesmateriaal op het terrein van cultuureducatie betreft, kan worden opgemerkt dat hier de nodige activiteiten worden ontwikkeld, deels in nauwe samenwerking met de Friese schoolradio en schooltelevisie. Voor nadere details wordt verwezen naar de Handvestrapportage (zie par. 6.311-6.319).

Artikel 12, derde lid

A12.12 Het derde lid ziet op gelijke toegangsmogelijkheden voor alle vormen van onderwijs voor personen die tot een nationale minderheid behoren.

A12.13 In dit opzicht verschillen de Friezen niet van de rest van de Nederlandse bevolking, noch qua regelgeving noch qua beleid.

Artikel 13

1. Binnen het kader van hun onderwijsstelsels erkennen de Partijen dat personen die tot een nationale minderheid behoren het recht hebben hun eigen particuliere onderwijs- en opleidingsinstellingen op te richten en te beheren.

2. De uitoefening van dit recht brengt geen financiële verplichtingen voor de Partijen met zich mee.

Artikel 13, eerste lid

A13.1 Dit artikel ziet op het recht van Friezen om eigen onderwijs- en opleidingsinstellingen op te richten en te beheren. Dit recht wordt echter door een tweetal randvoorwaarden nader afgebakend.

A13.2 Ten eerste gaat het hier om privé-instellingen die, zoals het tweede lid duidelijk stelt, geen financiële verplichting voor de Staat oplevert. Dit laatste sluit uiteraard niet uit, dat Staten zelf tot subsidiëring van dergelijke instellingen kunnen overgaan, maar daar zijn ze op grond van dit verdrag niet toe gehouden (zie ook par. A13.8 en A13.9).

A13.3 Ten tweede kan dit recht slechts worden gerealiseerd in het kader van het in een land geldend onderwijsstelsel. Dit mag er niet toe leiden dat het recht als zodanig illusoir wordt gemaakt, maar wel dat de uitoefening van het recht onderworpen kan worden aan een aantal criteria ten aanzien van bijvoorbeeld voorschriften met betrekking tot de leerplicht, kwaliteitseisen, kwalificaties van onderwijsgevenden, en volksgezondheid.

A13.4 De onder dit lid vallende instellingen kunnen aan dezelfde vormen van toezicht worden onderworpen als de andere instellingen. Als aan de vereiste normen wordt voldaan, is het verder van belang dat eventueel uitgereikte diploma’s officieel worden erkend. De desbetreffende nationale wetgeving moet zijn gebaseerd op objectieve criteria en in overeenstemming met het beginsel van non-discriminatie.

A13.5 In artikel 5 van de Wet op het primair onderwijs is ten aanzien van niet uit de openbare kas bekostigd bijzonder schoolonderwijs het volgende bepaald:

“Het bevoegd gezag van een bijzondere school geeft binnen vier weken na de oprichting van de school onder overlegging van de statuten van de rechtspersoon, die de school in stand houdt, en van de reglementen, van die oprichting kennis aan Onze minister. Indien de statuten of reglementen worden gewijzigd of ingetrokken, wordt eveneens binnen vier weken van de wijziging of van de intrekking van de statuten of reglementen aan Onze minister kennis gegeven.”

A13.6 In de Wet op het voortgezet onderwijs is een soortgelijke bepaling opgenomen (art. 54). Daarnaast bevat deze wet ook bepalingen inzake bekwaamheids- en zedelijkheidseisen voor het personeel (art. 55). Tevens bevat de wet een artikel op grond waarvan scholen kunnen worden aangewezen als bevoegd om eindexamens af te nemen en diploma’s uit te reiken (art. 56). In artikel 58 wordt bepaald aan welke verdere voorschriften een dergelijke school moet voldoen. Verder is in artikel 59 bepaald onder welke voorwaarden de Minister voor OCW de aanwijzing voor een dergelijke school voor voortgezet onderwijs kan intrekken. Al deze bepalingen zijn in overeenstemming met artikel 13 van het Kaderverdrag, zoals hierboven uiteengezet in par. A13.3 en A13.4.

A13.7 Uiteraard kunnen leden van de Friese minderheid van deze wettelijke mogelijkheden gebruik maken. In de praktijk gebeurt dat echter niet.

A13.8 Daarnaast bieden de Wet op het primair onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs ook de mogelijkheid om bijzondere scholen op te richten die uit de openbare kas worden betaald, op dezelfde wijze als scholen voor openbaar onderwijs. In Nederland maken vanouds met name protestanten en katholieken van deze mogelijkheid gebruik. 93 Dit is in Fryslân eveneens het geval (vgl. par. A8.7).

A13.9 Overigens bestaan er ook bijzondere, uit de openbare kas gefinancierde scholen die zijn opgericht door moslims of door leden die tot andere godsdienstige of levensbeschouwelijke stromingen behoren. Verder hebben verschillende van deze bijzondere scholen geen levensbeschouwelijk, maar wel een pedagogisch karakter, zoals het montessorionderwijs.

A13.10 Ook van deze wettelijke mogelijkheid maken leden van de Friese minderheid als zodanig geen gebruik.

A13.11 Eerder al, in par. A3.10, was opgemerkt dat er in Nederland überhaupt geen afzonderlijke scholen voor de Friese minderheid bestaan. Wellicht kan dit verschijnsel worden verklaard uit het feit dat op nagenoeg alle scholen in Fryslân aandacht wordt gegeven aan de Friese taal; in het primair onderwijs meer consequent en wijder verbreid dan in het voortgezet onderwijs. Die aandacht geldt zowel voor de Friese als niet-Friese leerlingen.

A13.12 In die zin kan dus worden gesteld dat het Nederlands onderwijsbeleid ten aanzien van de Friese taal in Fryslân alle leerlingen omvat, en dus niet slechts de leden van de Friese minderheid. Op deze aanpak wordt nader ingegaan bij het commentaar onder artikel 14 van deze rapportage.

Artikel 13, tweede lid

A13.13 Op het tweede artikellid is hierboven al ingegaan (zie par. A13.2).

Artikel 14

1. De Partijen verplichten zich ertoe te erkennen dat iedere persoon die tot een nationale minderheid behoort het recht heeft zijn minderheidstaal te leren.

2. In gebieden die van oudsher of in groten getale worden bewoond door personen die tot nationale minderheden behoren, streven de Partijen ernaar, indien er voldoende vraag naar is, ervoor zorg te dragen, voor zover mogelijk en binnen het kader van hun onderwijsstelsels, dat personen die tot deze minderheden behoren voldoende mogelijkheden hebben om de minderheidstaal te leren of om onderwijs in deze taal te krijgen.

3. Het tweede lid van dit artikel wordt toegepast onverminderd het leren van de officiële taal of het onderwijzen in deze taal.

Artikel 14, eerste lid

A14.1 Het eerste lid van artikel 14 stelt in algemene termen dat een ieder die behoort tot een nationale minderheid gerechtigd is tot het leren van zijn minderheidstaal. Dit recht kan van fundamenteel belang zijn voor personen behorend tot de Friese minderheid met het oog op het behoud van de eigen identiteit. In zekere zin vloeit dit recht reeds voort uit artikel 10 van het EVRM en uit artikel 9 van dit Kaderverdrag, aangezien het in feite betreft de vergaring van informatie over en in de minderheidstaal.

A14.2 In Nederland wordt dit recht niet alleen erkend, maar in het onderwijsstelsel ook ondersteund, zoals in het commentaar onder het tweede lid zal worden uiteengezet.

A14.3 Daarnaast bestaan er buiten het reguliere onderwijsstelsel ook tal van mogelijkheden om de Friese taal te leren via allerlei schriftelijke en mondelinge cursussen (zie bijv. Handvestrapportage, par. 6.301 en 6.302).

Artikel 14, tweede lid

A14.4 Het tweede lid van dit artikel ziet op het onderwezen worden van de minderheidstaal en op het krijgen van onderwijs in de minderheidstaal. Gezien de mogelijke financiële, administratieve en technische moeilijkheden die verband houden met het onderwijs in een minderheidstaal, is deze bepaling zeer flexibel geformuleerd, waarbij de Partijen een ruime beoordelingsvrijheid wordt gelaten.

A14.5 Evenals bij het tweede en derde lid van artikel 11, is dit recht van de nodige randvoorwaarden voorzien.

A14.6 Zo wordt in artikel 14, tweede lid, een aantal voorwaarden genoemd inzake de verplichting om ernaar te streven zorg te dragen voor het doceren van en het geven van onderwijs in een minderheidstaal; er moet met name «voldoende vraag» zijn onder de personen die tot de desbetreffende nationale minderheid behoren. De woorden «voor zover mogelijk» geven aan dat bedoeld onderwijs afhankelijk is van de beschikbare middelen van de Staat.

A14.7 Een definitie van «voldoende vraag» is in het Kaderverdrag bewust achterwege gelaten. Dankzij deze flexibele formulering kunnen Staten rekening houden met de bijzondere omstandigheden in hun eigen land. De keuze van de middelen en regelingen wordt overgelaten aan de Staten, die daarbij rekening kunnen houden met hun eigen onderwijsstelsel.

A14.8 De in dit lid genoemde alternatieven - «… mogelijkheden om de minderheidstaal te leren of om onderwijs in deze taal te krijgen» sluiten elkaar niet uit. Hoewel de Staten op grond van artikel 14, tweede lid, niet verplicht zijn in beide vormen van onderwijs te voorzien, belet deze bepaling landen niet om zowel de minderheidstaal te doceren als andere vakken te geven in die taal. Tweetalig onderwijs is één van de mogelijkheden om de doelstelling van deze bepaling te verwezenlijken.

A14.9 De uit dit lid voortvloeiende verplichtingen kunnen Staten ook voor het kleuteronderwijs of voorschoolse voorzieningen laten gelden.

A14.10 Aangezien in Nederland de Friezen van oudsher en in groten getale woonachtig zijn in de Provincie Fryslân heeft Nederland binnen het reguliere onderwijsstelsel maatregelen getroffen om het Fries te integreren in het basisonderwijs en in het voortgezet onderwijs. Ook in de voorschoolse voorzieningen kan wettelijk gebruik worden gemaakt van de Friese taal.

A14.11 De precieze invulling van deze verplichting – die voortvloeit uit artikel 14, tweede lid, van het Kaderverdrag – wordt in belangrijke mate bepaald door de verplichtingen die Nederland in het kader van artikel 8 van het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden is aangegaan.

A14.12 Aangezien Nederland in de 3e rapportage over toepassing van genoemd Handvest uitgebreid heeft gerapporteerd over het beleid en de ontwikkelingen ter zake, wordt naar dit onderdeel van de Handvestrapportage verwezen: zie art. 8, eerste lid, van het Handvest (par. 6.1-6.369). Daar wordt ook een feitelijke beschrijving van de stand van zaken gegeven.

Artikel 14, derde lid

A14.13 Het derde lid van dit artikel ziet op het onderwezen worden van en in de officiële taal van een land. Doel van deze bepaling is Staten de vrijheid te bieden, voor zover dit niet reeds uit het tweede lid zou voortvloeien, het onderwijzen van en in de officiële taal verplicht te stellen.

A14.14 Op alle scholen in Nederland is in de onderwijswetgeving bepaald dat het Nederlands een van de reguliere, verplichte vakken is. Die wettelijke bepaling geldt ook onverkort voor scholen in de Provincie Fryslân.

Artikel 15

De Partijen scheppen de noodzakelijke voorwaarden voor de daadwerkelijke deelname van personen die tot nationale minderheden behoren aan het culturele, sociale en economische leven en in openbare aangelegenheden, met name die welke hen raken.

A15.1 Deze bepaling verplicht Nederland tot het scheppen van voorwaarden die nodig zijn voor een effectieve deelname door leden van de Friese minderheid aan het culturele, sociale en economische leven alsmede aan publieke aangelegenheden, in het bijzonder wanneer ze hen betreffen. Hierbij valt te denken aan het bevorderen van consultatie, inspraak en deelname aan besluitvormingsprocessen.

A15.2 In het Verklarend Rapport bij het Kaderverdrag worden een aantal maatregelen genoemd die Staten – en dus ook Nederland – in dit verband zouden kunnen nemen, voor zover passend binnen hun constitutionele bestel.

A15.3 Genoemd worden in dit verband de volgende maatregelen:

A15.4 In de volgende paragrafen worden een aantal maatregelen genoemd die Nederland heeft getroffen om effecten van voorgenomen beleid en wetgeving op de Friezen beter en systematischer in kaart te brengen. Dit betreft allereerst de instelling en werking van het Consultatief Orgaan Friese taal. In de tweede plaats betreft dit de afspraken tussen het Rijk en de Provincie Fryslân over het te voeren beleid inzake de Friese taal en cultuur op de relevante beleidsterreinen. In de derde plaats dient melding te worden gemaakt van het voornemen om het rijksbeleid inzake de Friese taal en cultuur mogelijk verder te decentraliseren naar de Provincie Fryslân.

A15.5 Consultatief Orgaan. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beschikt sinds 1998 over een Consultatief Orgaan Friese taal. Zoals hiervoor opgemerkt (par. 3.6.14) heeft het orgaan tot taak aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te rapporteren over de behoeften en de wensen ten aanzien van de Friese taal en cultuur in relatie tot het Europees Handvest regionale of talen van minderheden. Hiermee wordt ook aangesloten bij de uit dit artikel van het Kaderverdrag voortvloeiende verplichting.

A15.6 Het Consultatief Orgaan heeft voorts tot taak aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties advies uit te brengen over de uitvoering van de Bestuursafspraak Friese taal en cultuur 2001 en de daarbij behorende uitvoeringsconvenanten, in relatie tot het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden.

A15.7 Het orgaan brengt periodiek, doch ten minste één keer per twee jaar, een rapportage als bedoeld in par. A15.5 uit. Een en ander is vastgelegd in het Instellingsbesluit Consultatief Orgaan Friese taal. Het orgaan bestaat momenteel uit vijf leden en een secretariaat.

A15.8 Bestuursafspraak Rijk-Provincie. Niet alleen het Consultatief Orgaan speelt een rol om de belangen en wensen van Friezen op het geëigende niveau onder de aandacht van het Rijk te brengen. Ook de Provincie Fryslân speelt in dat verband een cruciale rol. Zo voert de Provincie Fryslân, in het kader van de Bestuursafspraak Friese taal en cultuur 2001 geregeld overleg met de rijksoverheid over het beleid inzake Friese taal en cultuur in de ruimste zin van het woord. 94 Provinciale Staten van Fryslân volgen dit proces nauwgezet.

A15.9 In verband met artikel 15 van het Kaderverdrag is het volgende van belang. Rijk en Provincie Fryslân hebben in artikel 1 van de Bestuursafspraak afgesproken dat in alle beleidsnota’s die betrekking hebben op terreinen die tot het werkingsveld van deze bestuursafspraak gerekend kunnen worden, aandacht geschonken wordt aan de consequenties van de beleidsvoornemens voor de Friese taal. Dit gebeurt met inachtneming van de verplichtingen die onder het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden zijn aangegaan door Nederland.

A15.10 Decentralisatie beleid Friese taal en cultuur. Met het oog op een mogelijke verdere decentralisatie van het rijksbeleid inzake de Friese taal en cultuur naar de Provincie Fryslân moet in dit verband ook worden verwezen naar het decentralisatierapport van de commissie-Lodders (2008), getiteld ‘Ruimte, Regie en Rekenschap’. De uitkomsten en follow-up van dit decentralisatierapport kunnen van groot belang zijn voor een betere profilering van het beleid inzake de Friese taal en cultuur (zie hierboven voor verdere details in par. 3.6.9-3.6.13).

A15.11 Deelname aan het politieke leven. Ten slotte wordt ook in politiek opzicht in wet- en regelgeving terdege rekening gehouden met de Friese minderheid, zoals moge blijken uit de gegevens die zijn verstrekt bij de bespreking onder artikel 3, tweede lid, van het Kaderverdrag.

A15.12 Deelname aan het culturele, sociale en economische leven. Aangezien Nederland in de 3e rapportage over toepassing van het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden uitgebreid heeft gerapporteerd over deze aspecten, wordt naar dit onderdeel van de Handvestrapportage verwezen: zie de bespreking onder art. 12 en 13 van het Handvest. Daar wordt ook een feitelijke beschrijving van de stand van zaken gegeven.

Artikel 16

De Partijen onthouden zich van maatregelen die de verhoudingen in de bevolking in gebieden bewoond door personen die behoren tot nationale minderheden, wijzigen en die zijn gericht op beperking van de rechten en vrijheden voortvloeiend uit de in dit Kaderverdrag vervatte beginselen.

A16.1 Het doel van deze bepaling is nationale minderheden te beschermen tegen maatregelen die hun aandeel in de bevolking wijzigen met het oogmerk om de rechten en vrijheden die uit dit verdrag voortvloeien, te beperken. Een voorbeeld is het wijzigen van administratieve grenzen, waardoor een in een regio geconcentreerde nationale minderheid wordt verdeeld over diverse regio’s.

A16.2 Zoals hierboven, in par. 3.1.2 reeds is aangegeven heeft het Rij zich, waar het om de Provincie Fryslân gaat, er toe verbonden de bestuurlijke eenheid van de Provincie Fryslân als uitgangspunt voor zijn beleid te respecteren. Deze toezegging is opgenomen in artikel 1.2 van de Bestuursafspraak Friese taal en cultuur 2001. Met deze toezegging wordt van rijkswege nadere invulling gegeven aan de verplichting die Nederland onder artikel 7.1, onderdeel b van het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden is aangegaan.

A16.3 Binnen Fryslân wordt op dit moment wel serieus gewerkt aan een nieuwe indeling van gemeenten in een deel van de provincie (zie par. 3.1.4). Aandacht voor de Friese taal speelt daarin geen rol. Er wordt impliciet vanuit gegaan dat een dergelijke herindeling geen effecten zal hebben op de rechten van Friezen in hun contacten met nieuw te creëren gemeenten.

Artikel 17

1. De Partijen verplichten zich ertoe geen inbreuk te maken op het recht van personen die tot nationale minderheden behoren om buiten de grenzen vrije en vreedzame contacten te leggen en te onderhouden met personen die legaal in andere Staten verblijven, met name met diegenen met wie zij een etnische, culturele, linguïstische of godsdienstige identiteit dan wel een cultureel erfgoed gemeen hebben.

2. De Partijen verplichten zich ertoe geen inbreuk te maken op het recht van personen die tot nationale minderheden behoren om deel te nemen aan de activiteiten van niet-gouvernementele organisaties, zowel op nationaal als internationaal niveau.

Artikel 17, eerste lid

A17.1 Op grond van deze bepaling verplichten de Staten zich om zich niet te mengen in het recht van leden van nationale minderheden om grensoverschrijdende contacten van vreedzame aard te onderhouden, met name met personen met wie zij een gemeenschappelijke identiteit hebben.

A17.2 Voor een deel van de Friezen in Nederland hebben de contacten met de Friezen in het Duitse Oost- en Noord-Friesland een belangrijke betekenis. Die contacten vinden met name plaats op het niveau van jongeren en van leden van bepaalde beroepsgroepen (leraren, boeren, en verder medewerkers van culturele, onderwijskundige en wetenschappelijke instellingen).

A17.3 Aangezien Nederland in de 3e rapportage over toepassing van het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden uitgebreid heeft gerapporteerd over deze activiteiten, wordt naar dit onderdeel van de Handvestrapportage verwezen: zie de bespreking onder art. 14 van het Handvest. Daar wordt ook een feitelijke beschrijving van de stand van zaken gegeven.

Artikel 17, tweede lid

A17.4 Nederland onderschrijft het recht van personen om deel te nemen aan de activiteiten van (internationale) niet-gouvernementele organisaties, aangezien de vrijheid van vereniging en vergadering mede betrekking hebben op een onverstoorde deelname aan activiteiten van non-gouvernementele organisaties. Dit recht geldt dus ook onverkort voor de Friezen in Nederland. In de praktijk werken verschillende Friese organisaties op internationaal niveau met andere minderhedenorganisaties samen. In dit verband kan worden gedacht aan het werk van de Fryske Rie en aan de jongerenorganisatie FYK. Voor nadere informatie wordt verwezen naar artikel 14 in de door Nederland opgestelde Handvestrapportage (vooral par. 12.27-12.31)

Artikel 18

1. De Partijen streven ernaar, wanneer nodig, bilaterale en multilaterale overeenkomsten met andere Staten, met name met buurstaten, te sluiten teneinde de bescherming van personen die tot de betrokken nationale minderheden behoren, te verzekeren.

2. In voorkomend geval nemen de Partijen maatregelen ter aanmoediging van grensoverschrijdende samenwerking.

A18.1 Deze bepaling moedigt de Staten aan, om in aanvulling op reeds bestaande internationale instrumenten, bilaterale en multilaterale verdragen te sluiten voor de bescherming van nationale minderheden. Op deze wijze kunnen verdraagzaamheid, stabiliteit en samenwerking op allerlei terrein worden bevorderd. Ook zouden Staten andere maatregelen ter bevordering van grensoverschrijdende samenwerking kunnen treffen.

A18.2 Op dit moment wordt er in Nederland geen behoefte gevoeld om op dit punt ten aanzien van de Friezen specifieke maatregelen te treffen. De Interfriese contacten van burgers en instanties met Oost- en Noord-Friesland verlopen ook zonder verdragen of andere maatregelen al uitstekend, zo bleek bij de bespreking van artikel 17.

Artikel 19

De Partijen verplichten zich ertoe de in dit Kaderverdrag vervatte beginselen te eerbiedigen en toe te passen met, waar nodig, slechts die beperkingen, restricties of afwijkingen die zijn voorzien in internationale juridische akten, met name het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, voor zover deze van belang zijn voor de uit genoemde beginselen voortvloeiende rechten en vrijheden.

A19.1 Hierboven is bij de verschillende bepalingen van het Kaderverdrag al uitvoerig ingegaan op de wijze waarop Nederland het Kaderverdrag heeft geïmplementeerd. Op grond daarvan is Nederland van oordeel dat het Nederlands beleid en de Nederlandse regelgeving betreffende de implementatie van het Kaderverdrag in overeenstemming zijn met de vereisten van artikel 19.

Artikel 20

Bij de uitoefening van de rechten en vrijheden voortvloeiend uit de in dit Kaderverdrag vervatte beginselen eerbiedigt iedere persoon die tot een nationale minderheid behoort de nationale wetgeving en de rechten van anderen, met name die van personen die tot de meerderheid of tot andere nationale minderheden behoren.

A20.1 Iedereen in Nederland wordt geacht de nationale wetten te respecteren. Dat geldt dus ook voor leden van minderheden.

A20.2 In Nederland zijn overigens geen gevallen bekend waarbij Friezen geen waarde zouden hechten aan de rechten van anderen, met name van personen die tot de meerderheid of tot andere etnische groepen behoren

Artikel 21

Geen enkele bepaling van dit Kaderverdrag mag zo worden uitgelegd als zou deze het recht inhouden enige activiteit te ontplooien of enige daad te verrichten die in strijd is met de grondbeginselen van het internationale recht en met name de souvereine gelijkheid, territoriale integriteit en politieke onafhankelijkheid van Staten.

A21.1 In Nederland zijn geen gevallen bekend van activiteiten van Friezen die in strijd zouden zijn met de grondbeginselen van het internationale recht, zoals soevereine gelijkheid, territoriale integriteit en politieke onafhankelijkheid van Staten.

Artikel 22

Geen enkele bepaling van dit Kaderverdrag mag worden uitgelegd als beperkingen opleggend of inbreuk makend op de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden die kunnen worden gewaarborgd ingevolge de wetten van een Verdragsluitende Partij of ingevolge enig ander verdrag waarbij zij Partij is.

A22.1 In de Nederlandse rechtsorde wordt deze bepaling als vanzelfsprekend gezien.

A22.2 Zoals blijkt uit deze rapportage gaat het Nederlandse beleid op onderdelen verder dan de verplichtingen die uit het Kaderverdrag voortvloeien. Ratificatie van het Kaderverdrag betekent evenwel niet dat Nederland zijn normen inzake bescherming van Friezen als nationale minderheid in de zin van het Kaderverdrag naar beneden zou willen bijstellen.

Artikel 23

De rechten en vrijheden voortvloeiend uit de in dit Kaderverdrag vervatte beginselen, voor zover zij het onderwerp vormen van een overeenkomstige bepaling in het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden of in de Protocollen daarbij, dienen zodanig te worden opgevat dat zij overeenstemmen met laatstbedoelde

bepalingen.

A23.1 Het EVRM is direct van toepassing in de Nederlandse rechtsorde. Corresponderende artikelen uit het Kaderverdrag worden dan ook mede in het licht van het EVRM en de Nederlandse Grondwet geïnterpreteerd.

Artikel 30

1. Een Staat kan bij de ondertekening of bij de nederlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding aangeven op welk grondgebied of grondgebieden waarvan hij de internationale betrekkingen behartigt, dit Kaderverdrag van toepassing is.

2. Een Staat kan op een latere datum, door middel van een aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa gerichte verklaring, de toepassing van dit Kaderverdrag uitbreiden tot een ander in de verklaring aangegeven gebied. Ten aanzien van dat gebied treedt het Kaderverdrag in werking op de eerste dag van de maand volgend op het verstrijken van een tijdvak van drie maanden na de datum van ontvangst van deze verklaring door de Secretaris-Generaal.

3. Een ingevolge de voorgaande twee leden afgelegde verklaring kan ten aanzien van een in deze verklaring aangegeven gebied worden ingetrokken door middel van een aan de Secretaris-Generaal gerichte kennisgeving. De intrekking wordt van kracht op de eerste dag van de maand volgend op het verstrijken van een tijdvak van drie maanden na de datum van ontvangst van deze kennisgeving door de Secretaris-Generaal.

A30.1 Tegelijk met de neerlegging van het instrument van ratificatie op 16 februari 2005, verklaarde het Koninkrijk der Nederlanden dat het Kaderverdrag van toepassing zal zijn op de Friezen.

A30.2 Tevens verklaarde Nederland dat de regering ervan uitgaat dat de bescherming geboden door het derde lid van artikel 10, ondanks de verschillen in redactie, niet afwijkt van die geboden door het tweede lid van artikel 5 en het derde lid, onder a en onder e, van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.

A30.3 Ten slotte gaf Nederland in de verklaring te kennen dat het verdrag alleen van toepassing is op het Koninkrijk in Europa.